Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een incidentele wederverkoper ook de margeregeling mag toepassen op de levering van een margegoed.
Begrip wederverkoper
Btw-ondernemers die kwalificeren als zogeheten wederverkopers, mogen gebruikmaken van een speciale regeling in de omzetbelasting: de margeregeling. Een btw-ondernemer kwalificeert als een wederverkoper als zijn activiteiten (voor een deel) bestaan uit de wederverkoop van margegoederen. Margegoederen zijn:
- gebruikte goederen;
- kunstvoorwerpen
- voorwerpen voor verzamelingen; of
- antiquiteiten.
Werking margeregeling
Op grond van de margeregeling mag een wederverkoper bij de levering van margegoederen de btw berekenen over het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs, oftewel de winstmarge. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat de wederverkoper het margegoed binnen de EU kreeg geleverd van een:
- niet-ondernemer. Dat kan dus een particulier zijn of een rechtspersoon die geen btw-ondernemer is;
- ondernemer die het margegoed uitsluitend heeft gebruikt voor btw-vrijgestelde prestaties of andere prestaties waarvoor geen aftrekrecht geldt. Bovendien heeft deze leverancier bij zijn verkrijging van het margegoed geen btw afgetrokken;
- ondernemer die daarbij vrijstelling op grond van de kleineondernemersregeling (KOR) heeft toegepast. In dat geval moet het margegoed een roerende zaak zijn die de leverancier in zijn bedrijf heeft gebruikt en waarop hij fiscaal mag afschrijven of zou mogen afschrijven als hij onder een winstbelasting viel;
- een andere wederverkoper die de margeregeling heeft toegepast; of
- een ondernemer of wederverkoper uit een andere lidstaat van de EU. In dat geval moet die leverancier wel een btw-ondernemer zijn geweest die de margeregeling van de Btw-richtlijn mocht toepassen.
Toepassing margeregeling op verzoek
Een wederverkoper kan verzoeken om de toepassing van de margeregeling op een levering van kunstvoorwerpen, die hij zelf kreeg geleverd van (de rechtsopvolger van) de maker van dat voorwerp. Ook als de wederverkoper het kunstvoorwerp kreeg geleverd van een niet-wederverkoper, die zelf alle voorbelasting op dat kunstvoorwerp mag aftrekken, kan hij verzoeken om toepassing van de margeregeling. Verder kan een wederverkoper verzoeken om toepassing van de margeregeling als hij kunstvoorwerpen, verzamelingsobjecten of antiquiteiten zelf heeft ingevoerd. In dat geval is de winstmarge gelijk aan de vergoeding minus de som van de douanewaarde en de bij invoer in Nederland verschuldigde btw. De inspecteur beslist per beschikking op het verzoek van de wederverkoper. Men kan in bezwaar en beroep gaan tegen zo’n beschikking. Wijst de fiscus het verzoek toe, dan geldt het tot wederopzegging, maar minimaal twee kalenderjaren. Pas twee jaar na een wederopzegging is een nieuw verzoek in te dienen.
Globalisatieregeling
In principe past een wederverkoper de margeregeling per transactie toe. Onder bepaalde aangewezen omstandigheden mag men echter de globalisatieregeling toepassen. Een btw-ondernemer kan daarnaast verzoeken om toepassing van de globalisatieregeling als het administratief niet mogelijk is om de margegoederen te volgen van inkoop tot verkoop. Verder kan een wederverkoper verzoeken om toepassing van de globalisatieregeling als hij de aankoopprijs van een partij goederen niet kan splitsen in prijzen per afzonderlijk goed. Wie de globalisatieregeling toepast, berekent de winstmarge voor de margeregeling in beginsel per btw-tijdvak.
Facturen en margeregeling
Als een wederverkoper de margeregeling toepast, mag hij de berekende btw niet afzonderlijk vermelden op de factuur. Is zijn afnemer een ondernemer, met recht op aftrek van voorbelasting, dan kan die afnemer de btw niet aftrekken. In dat geval is het voor de afnemer voordeliger als de wederverkoper op de transactie de normale btw-regels toepast, wat ook mogelijk is.
Eenmalig wederverkoop
De Belastingdienst vindt dat een btw-ondernemer de margeregeling alleen mag toepassen op verkopen die tot de normale bedrijfsuitoefening behoren. Dat bleek ook uit een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De bedrijfsactiviteiten van een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting bestonden voornamelijk uit de exploitatie van bunkerschepen voor de binnenvaart. Medio 2013 kocht de FE een jacht voor € 165.000. Bij deze levering was de margeregeling toegepast. De FE stelde het jacht te hebben gekocht om met winst door te verkopen. Vanwege verborgen gebreken aan het jacht zag de FE daarvan af. Uiteindelijk verkocht de FE op 9 december 2014 het jacht voor € 72.500 aan haar dga. Op de verkoopfactuur vermeldde de FE dat de margeregeling van toepassing was. De inspecteur stelde echter dat de FE de btw gewoon over het bedrag van € 72.500 had moeten berekenen. Hij legde daarom de FE een naheffingsaanslag omzetbelasting op.
Normale bedrijfsuitoefening
Maar wanneer de FE in beroep gaat tegen de naheffingsaanslag, stelt de rechtbank haar in het gelijk. De rechtbank redeneert daarbij als volgt. De FE heeft het jacht gekocht met de bedoeling het met winst te verkopen. Het doel van wederverkoop bestond dus al op het moment van aankoop. Daardoor is sprake van een normale bedrijfsactiviteit. Dat deze bedrijfsactiviteit slechts eenmalig is, doet daar niets aan af. De rechtbank oordeelt dat de mening van de fiscus botst met de bedoeling van de margeregeling; het voorkomen van cumulatie van btw en van het uitschakelen van handelskanalen. Daarom vernietigt de rechtbank de naheffingsaanslag.
Wet: art. 2a, eerste lid, onderdeel k, 28b, 28c, 28d en 28h Wet OB 1968
Geef een reactie