Rechtbank Den Haag oordeelt dat de bepalingen in de btw-richtlijn strikt en overeenkomstig de gebruikelijke betekenis van de woorden moet worden uitgelegd. Daarom geldt voor een online sportplatform geen verlaagd btw-tarief.
Een bv gaf sportbeoefenaars tegen vergoeding de gelegenheid om via een computerplatform gebruik te maken van workout- en instructievideo’s. Het platform bood ook toegang tot allerlei blogs en video’s voor een gezonde levensstijl. De sportbeoefenaars konden een abonnement afsluiten. De bv maakte bezwaar tegen de eigen aangifte omzetbelasting omdat zij van mening was dat ze recht had op het verlaagde btw-tarief. De inspecteur wees het bezwaar af.
Fysieke accommodatie voor sportbeoefening noodzakelijk
Bij Rechtbank Den Haag is in geschil of de bv recht heeft op het verlaagde btw-tarief. De rechtbank verwijst voor haar oordeel naar de btw-richtlijn. Hierin staat dat het verlaagde tarief van toepassing is op het verlenen van ‘het recht gebruik te maken van sportaccommodatie.’ Volgens de rechtbank moeten de bepalingen uit de btw-richtlijn strikt en volgens de gebruikelijke betekenis van de betrokken woorden worden uitgelegd. Er moet daarom fysiek een sportaccommodatie zijn waarin sportbeoefenaars kunnen sporten.
Beroep op gelijkheidsbeginsel afgewezen
De bv beroept zich voorts op strijd met het gelijkheidsbeginsel. Gewone sportscholen die tijdens de corona-periode online lessen gaven, mochten ook het verlaagde tarief toepassen. De rechtbank geeft aan dat die goedkeuring uitsluitend is ingegeven uit praktische overwegingen. De goedkeuring ziet bovendien alleen op de situatie waarin normaliter gelegenheid wordt gegeven gebruik te maken van een sportaccommodatie. Door overheidshandelen was dit tijdelijk niet mogelijk. Daarom is geen strijd met het gelijkheidsbeginsel. De bv heeft geen recht op toepassing van het verlaagde tarief.
Wet: art. 9, lid 2, letter a Wet OB 1968 en Tabel I, post b.3
Geef een reactie