Een belangrijk element van een onderwijsactiviteit voor de onderwijsvrijstelling omzetbelasting is overdracht van kennis en vaardigheden tussen docent en student.
Een dga had alle aandelen in een bv. Daarnaast was hij bestuurder van een stichting. Die stichting had tot doel het ontplooien van activiteiten op het gebied van muziek en theater om daarmee een platform te bieden voor amateurs en professionals voor hun creatieve en educatieve ontwikkeling in alle met muziek en theater samenhangende aspecten. In dat kader verrichtte zij diverse diensten in het kader van muziek-, dans- en theatereducatie. De Stichting had onder meer een opleiding tot zanger, danser, acteur of musical artiest ontwikkeld (de DAPA-opleiding). Daarvoor werkte zij samen met een instelling die de opleiding als wettelijk erkende MBO 4 opleiding aanbood. De dga werd door de stichting gedetacheerd bij de instelling. De stichting heeft daartoe overeenkomsten van opdracht gesloten met de bv van de dga.
Het geschil
Bij Rechtbank Den Haag is in geschil of de diensten van de bv aan de stichting vrijgestelde prestaties zijn voor de omzetbelasting.
Activiteiten bv geen onderwijsactiviteiten
De rechtbank is van oordeel dat de bv geen vrijgestelde onderwijsactiviteiten verricht. Bewoordingen waarin een vrijstelling omzetbelasting zijn beschreven moeten strikt worden uitgelegd. Een belangrijk element van een onderwijsactiviteit voor de vrijstelling omzetbelasting is de overdracht van kennis en vaardigheden tussen docent en student. De bv verricht echter geen activiteiten die bestaan uit de overdracht van kennis en vaardigheden aan leerlingen of studenten. De stichting is de afnemer van de diensten van de bv, niet de leerlingen of studenten. Die diensten zijn ook niet aan te merken als nauw met onderwijs samenhangende diensten. De rechtbank honoreert ook het beroep van de bv op de vrijstelling voor voordrachten niet, omdat de bv deze stelling niet heeft onderbouwd. De naheffingsaanslagen en verzuimboetes zijn terecht opgelegd.
Wet: art. 11 eerste lid letter o, ten tweede en letter p Wet OB 1968
Bron: Rechtbank Den Haag 26 juli 2021 (gepubliceerd 21 september 2021), ECLI:NL:RBDHA:2021:8546, SGR 20/5787 en SGR 20/5788 en Rechtbank Den Haag 26 juli 2021 (gepubliceerd 21 september 2021), ECLI:NL:RBDHA:2021:8545, SGR 20/5790 en SGR 20/5791
Geef een reactie