Staatsecretaris Vijlbrief heeft een nota van wijziging bij het wetsvoorstel overige fiscale maatregelen 2022 ingediend. Hij past de houdsterverliesregeling aan naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 11 juni 2021.
Zoals al werd verwacht, wordt de houdsterverliesregeling aangepast. De Hoge Raad heeft in een arrest van 11 juni 20212 nadere uitleg gegeven over de samenloop tussen de verliesverrekeningsregels en het fiscale-eenheidsregime in de vennootschapsbelasting. Als gevolg van dit arrest kunnen op basis van een grammaticale interpretatie de betreffende bepalingen in strijd komen met het beoogde doel en de beoogde strekking van de wet. Dat kan er toe leiden dat onder omstandigheden zogenoemde houdster- en groepsfinancieringsverliezen zijn te verrekenen met niet-houdster- en groepsfinancieringswinsten (reguliere winsten). Dat heeft een aanzienlijke budgettaire derving tot gevolg.
Er wordt daarom voorgesteld de Wet Vpb 1969 per 1 januari 2022 als volgt te wijzigen. Wordt de winst van een bij oprichting gevoegde dochtermaatschappij aangemerkt als winst van een (houdster)maatschappij? En heeft die (houdster)maatschappij verliezen heeft waar de houdsterverliesregeling nog op van toepassing is? Dan worden ook de werkzaamheden en het vermogen van die dochtermaatschappij voor toepassing van die regeling aangemerkt als de werkzaamheden en het vermogen van de (houdster)maatschappij die deze dochtermaatschappij heeft opgericht. Deze toerekening gebeurt eveneens naar rato van de kapitaalinbreng. In samenhang met deze wijziging wordt de genoemde nadere regel uit het BFE 2003 ten aanzien van de verrekening van voorvoegingsverliezen met de winst van een bij oprichting gevoegde dochtermaatschappij in de Wet Vpb 1969 opgenomen en komt deze in het BFE 2003 te vervallen. Met de voorgestelde wijzigingen wordt recht gedaan aan de ratio van de houdsterverliesregeling en wordt de uitleg zoals de Belastingdienst die voorheen heeft gehanteerd per 1 januari 2022 in de wet vastgelegd. De wetgever voorkomt zo ook een potentieel aanzienlijke budgettaire derving.
Wijziging Wet bronbelasting 2021
Daarnaast wordt de Wet bronbelasting 2021 op twee punten gewijzigd. De eerste wijziging betreft een aanvulling op het begrip vaste inrichting in Nederland voor toepassing van de bronbelasting. De tweede wijziging betreft een verduidelijking in een van de hybridebepalingen in de Wet bronbelasting 2021. Daardoor zijn hybride lichamen niet langer belastingplichtig voor de bronbelasting indien niet ten minste één van de achterliggende gerechtigden (al dan niet via een samenwerkende groep) een kwalificerend belang heeft in het hybride lichaam. Het is de bedoeling dat deze wijziging zal plaatsvinden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021.
De nota van wijziging bij het Belastingplan 2022 betreft een vereenvoudiging van het aangifteproces voor het notariaat (met overgangsrecht). Ook worden de schijfgrenzen BPM hersteld naar 80, 104 respectievelijk 145. Deze waren per ongelijk met 1 verhoogd.
Bron: Ministerie van Financien, 5 oktober 2021, nr. 2021-0000197955, aanbiedingsbrief, nota van wijziging Belastingplan 2022 en nota van wijziging OFM 2022.
Geef een reactie