Volgens het RB leidt de BOR door haar complexiteit namelijk nog te vaak tot discussies met de Belastingdienst en een ongelijke verdeling van de gelden. Het kan eerlijker en eenvoudiger.
Een knelpunt is dat de BOR-vrijstelling vooral zeer grote vermogens ten goede komt. 40% van het totale bedrag van de BOR ging tussen 2010 en 2016 naar 2% van de verkrijgers, naar de verkrijgers met de grootste vermogens dus. 10% van het bedrag terecht kwam bij 57% van de verkrijgers. Er is sprake van een scheve verdeling van de gelden.
Het RB pleit er in dat kader dan ook voor om de vrijstelling van € 1.119.845 (bedrag 2021) naar € 5 miljoen te verhogen. Dit betekent dat alle bedrijfsoverdrachten met een fiscale boekwaarde van maximaal € 5 miljoen 100% worden vrijgesteld. Verklein daarnaast de vrijstelling van 83% voor de bedragen boven € 5 miljoen. En wel door het meerdere voor 50% in aanmerking te nemen in plaats van 17%. De eventueel verschuldigde belasting mag in tien jaar renteloos worden afgelost. Deze voorstellen komen in het bijzonder het mkb ten goede en kunnen budgetneutraal worden ingevoerd. Het resultaat: een eerlijkere verdeling van de beschikbare gelden.
Procedures
De BOR geldt voor reële bedrijfsopvolgingen en is alleen van toepassing op ondernemingsvermogen en niet op overig vermogen. Het onderscheid tussen ondernemingsvermogen en overig vermogen is in de praktijk (bijzonder) lastig te maken, met name bij vastgoed. Er vinden hierover dan ook veel belastingprocedures plaats. Er ontstaat duidelijkheid door bepaald vastgoed bij wet uit te sluiten van de BOR-faciliteit. Het gaat dan over vastgoed dat niet voor direct eigen gebruik in de onderneming wordt ingezet. Deze vereenvoudiging voorkomt discussies over toepassing van de BOR met de Belastingdienst. Zet daarnaast voor het vastgoed dat vervolgens buiten het ondernemingsvermogen valt een andere, eigentijdse waarderingsgrondslag in. Het gaat dan om de zogeheten Discounted Cash Flow methode (DCF-methode)Dat is een methode waardoor de berekening van waarde plaatsvindt op basis van te verwachten toekomstige opbrengsten.
Versoepeling voortzettingsvereiste bij faillissement
Tot slot geeft ook de coronacrisis aanleiding tot wijziging van de BOR. Wanneer de BOR wordt toegepast op een onderneming, moet de verkrijger van de onderneming deze tenminste vijf jaar voortzetten. Gezien de grote negatieve gevolgen van de coronapandemie voor bepaalde sectoren, gaat een aantal ondernemingen het de komende tijd niet redden en failleren. Hieronder vallen ook ondernemingen die sinds ongeveer begin 2017 met gebruikmaking van de BOR zijn overgedragen. Failleren is in strijd met het voortzettingsvereiste en leidt er dus toe dat de BOR wordt teruggedraaid, waardoor alsnog de erf- of schenkbelasting betaald dient te worden. Dit is dubbel triest: de ondernemer gaat failliet en moet alsnog schenk- of erfbelasting betalen over iets wat diegene niet meer bezit.
Het alsnog moeten betalen van de erf- of schenkbelasting is zeer onwenselijk en niet fair. Een pandemie behoort namelijk niet tot het normale ondernemersrisico. Wanneer uit de activa en passiva sinds de BOR-verkrijging blijkt dat er sprake is van een bonafide situatie, is een uitzondering op de regel op zijn plaats. Het RB pleit er derhalve sterk voor om voor bonafide gevallen van faillissement die betreffende BOR-regel te schrappen.
Bron: RB, 8 oktober 2021
Online cursus bezits- en voortzettingseis (BOR)
Op 29 mei 2020 heeft de Hoge Raad drie belangrijke arresten gewezen voor de bedrijfsopvolgingspraktijk. In deze arresten maakt de Hoge Raad korte metten met het standpunt van de staatsecretaris dat de bezitseis van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet ook van toepassing is op de uitbreiding van een onderneming. Maar let op! De Hoge Raad heeft de deur voor de fiscus niet helemaal dichtgegooid. Tijdens deze online cursus zoomt mr. Almer de Beer in op de impact van deze arresten. Daarnaast zal hij ook ingaan op de voortzettingseis.
Geef een reactie