Beleidsarm of toch niet? De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs plaatst de nodige kanttekeningen bij het Belastingplan 2022.
Gerichte vrijstelling thuiswerkkosten
De NOB is verheugd over de introductie van een gerichte vrijstelling voor een thuiswerkvergoeding, maar bepleit een ruimhartigere regeling, zeker nu thuiswerken onderdeel is van het ‘nieuwe normaal’. Zij oppert de introductie van een thuiswerkbudget. In zijn huidige vorm lijkt de thuiswerkvergoeding enkel interessant voor de werknemer/dga met kantoor aan huis én de werknemers met een leaseauto. Daarnaast is de NOB van mening dat de pro rata toepassing van de 128-dagenregeling de regeling onnodig ingewikkeld maakt.
Aandelenoptierechten
De NOB vindt de nieuwe hoofdregel en keuzeregeling een positieve toevoeging op de huidige wetgeving. De NOB meent dat het opschuiven van het heffingsmoment naar het daadwerkelijk moment van vervreemding/verkoop de voorkeur heeft; dan is er minder kans op discussie over het belastbare moment en de te belasten opbrengsten.
De aanpassing van de aandelenoptieregeling voorziet in het voorkomen van een liquiditeitsprobleem. Het valt de NOB op dat tevens als doel wordt benoemd dat de aanpassing van de aandelenoptieregeling een bijdrage moet leveren aan de concurrentiepositie van Nederland. De keuzeregeling geldt alleen voor een aandelenoptierecht en de NOB vraagt in overweging te nemen de keuzeregeling ook open te stellen voor andere aandelen gerelateerde beloningsvormen.
Technische wijzigingen
De NOB vraagt zich af waarom er geen terugwerkende kracht is verleend aan de VoV-vrijstelling (vrijstelling woning met verkoopregulerend beding) nu het probleem zich al voordoet vanaf het moment dat het overdrachtsbelastingtarief voor woningen die geen hoofdverblijf vormen, is verhoogd naar 8 procent (1 januari 2021). Ook pleit de NOB ervoor dat verkrijgingen binnen 12 maanden als één verkrijging worden gezien voor alle regelingen.
Eigenwoningregeling
Ook na de in dit pakket voorgestelde aanpassingen blijft de eigenwoningregeling volstrekt onuitvoerbaar; zowel voor belastingplichtigen als de Belastingdienst. De uitvoeringstoets van de Belastingdienst bij dit voorstel is hierover bijzonder duidelijk. De NOB vraagt zich af waarom het kabinet geen verdere vereenvoudigingsstappen heeft gezet.
Verrekening van voorheffingen in de vennootschapsbelasting
De Orde vraagt om verduidelijking waarom de regelingen van artikel 15ak en artikel 15al Wet Vpb 1969 noodzakelijk zijn? De Orde meent dat deze regeling onnodig complex is.
ATAD 2 (mismatches omgekeerde hybride)
Na de internetconsultatie is een onderworpenheidseis toegevoegd. In combinatie met de integrale belastingplicht en het achterwege laten van de oorsprongseis leidt dit naar de mening van de NOB tot onredelijke en onbedoelde gevolgen voor subjectief vrijgestelde deelnemers in een omgekeerde hybride, zoals pensioenfondsen.
De NOB vraagt ook aandacht voor de complicaties die zich kunnen voordoen bij belangen die indirect worden gehouden en gevallen waarin sprake is van een gediversifieerde effectenportefeuille. De NOB meent dat wat betreft de buitenlandse belastingplicht voor participanten in een omgekeerde hybride de voorgestelde systematiek onvoldoende is toegelicht.
Mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel
De NOB begrijpt het doel van het kabinet om potentiële situaties van dubbele niet-heffing als gevolg van verrekenprijsmismatches te adresseren. Het huidige wetsvoorstel lijkt echter tot een toename van risico’s op dubbele heffing te leiden. Het risico op dubbele belastingheffing lijkt ook te worden onderkend en geaccepteerd in de Memorie van Toelichting. De NOB meent dat dubbele heffing zou moeten worden voorkomen. De NOB vindt dat het wetsvoorstel en de toelichting daarop voldoende duidelijkheid moeten scheppen over de reikwijdte ervan. In dat verband is nadere toelichting gewenst op:
- toepassing van het wetsvoorstel ten aanzien van niet-onderworpen of subjectief vrijgestelde entiteiten,
- de uitwerking van de, ten opzichte van het consultatievoorstel nieuwe, maatregelen die zijn opgenomen in het voorgestelde artikel 8bd Wet Vpb 1969, en
- de vraag wanneer wel of geen sprake is van een corresponderende opwaartse aanpassing, aan de hand van aanvullende voorbeelden die zich in de praktijk daadwerkelijk voordoen.
De NOB verzoekt nogmaals om in te gaan op het EU-rechtelijke perspectief gelet op het risico dat het wetsvoorstel het beoogde effect mogelijk niet bereikt indien de rechter zou oordelen dat de regeling strijdig is met het EU-recht. De NOB eveneens verzoekt in te gaan op de arresten Eurowings, SIAT, Hornbach en Lexel, proportionaliteit en mogelijke rechtvaardigingsgronden.
Bron: NOB, 7 oktober 2021
Geef een reactie