Staat in het reglement van een stichting dat het recht op een bankrekening vervalt door het overlijden en dan toekomt aan andere begunstigden? Dan maakt de bankrekening geen onderdeel uit van de nalatenschap of huwelijksgemeenschap.
De vader van een vrouw richtte in 1975 een Liechtensteinse stichting op. In 1994 wijzigden de ouders het huwelijksgoederenregime van uitsluiting van elke gemeenschap in wettelijke gemeenschap van goederen. In 1995 overleed de vader. Volgens de reglementen van de Liechtensteinse stichting traden toen de bepalingen van de derdenbegunstiging in werking. De moeder en de vier kinderen, waaronder de vrouw, werden vanaf dat moment voor gelijke delen gerechtigd tot het stichtingsvermogen. Voor iedere gerechtigde werd daarom een subrekening geopend. Daarop werd ieders aandeel gestort in het stichtingsvermogen. In 2013 keerde de vrouw in. Zij meldde de Belastingdienst dat ze geld hield via een Panamese vennootschap in Zwitserland. De inspecteur was van mening dat sprake was van een schenking door de moeder aan de vrouw. De vrouw was het daar niet mee eens.
Het geschil
Bij Hof Arnhem-Leeuwarden is in geschil of de Zwitserse bankrekening volgens het huwelijksvermogensrecht voor de helft aan de moeder moet worden toegerekend.
Bankrekening behoort niet tot nalatenschap of huwelijksgoederengemeenschap
Het hof stelt vast dat tijdens leven, de vader over het vermogen van de stichting kon beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Ook stond vast dat het vermogen van de stichting alleen bestond uit de Zwitserse bankrekening en dat de stichting steeds het belang bij de Zwitserse bankrekening heeft behouden, ook nadat deze in handen van de Panamese vennootschap kwam. Na het overlijden van vader verviel zijn recht om als eerste en enige begunstigde over de inkomsten en het vermogen van de stichting te beschikken. Daardoor heeft die bankrekening nimmer deel uitgemaakt van de nalatenschap en ook niet van de huwelijksgemeenschap. Na het overlijden van vader beschikten de moeder en de kinderen over het stichtingsvermogen in hun hoedanigheid van derdenbegunstigden. Niet in hun hoedanigheid van echtgenote en erfgenamen.
Openen bankrekeningen en storten bedragen geen schenking
Het openen van de subrekeningen en het overboeken van de gelden naar de rekeningen door moeder was aan te merken als het uitvoeren van een verplichting door het bestuur van de stichting. Er is daarbij geen sprake van vrijgevigheid bij de moeder.
Wet: art. 1 SW 1956
Geef een reactie