Sluit iemand met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst? En staat daarin dat bij vervreemding van vastgoed binnen vier jaar na verkrijging sprake is van belastbaar resultaat? Dan is daarvan ook sprake resultaat als de juridische levering weliswaar na vier jaar plaatsvindt, maar de verkoop voor die vierjaarstermijn plaatsheeft.
Een vrouw en haar echtgenoot handelden in vastgoed en exploiteerden onroerende zaken. Zij hadden met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin was geregeld wanneer een behaald voordeel resultaat uit overige werkzaamheden was en wanneer sprake was van box 3-vermogen. In de vaststellingsovereenkomst was opgenomen dat de grens lag bij vier jaar. Bij vervreemding binnen vier jaar was sprake van een resultaat uit overige werkzaamheden. Een bepaald pand werd verkocht binnen vier jaar, maar de juridische levering werd uitgesteld tot na die vier jaar. De inspecteur wilde het verkoopresultaat belasten als resultaat uit overige werkzaamheden. De vrouw was het hier niet mee eens.
Het geschil
Bij Hof Den Bosch was in geschil of voor een bepaald pand de vervreemding binnen deze vier jaar had plaatsgevonden en daarom was belast als resultaat uit overige werkzaamheden.
Belang bij waardeontwikkeling relevant
Het hof vond met name het moment van belang dat het gerealiseerde voordeel vaststond. Dat moment is het moment waarop partijen wilsovereenstemming hebben bereikt over de verkoopprijs. Het hof heeft daarbij aangesloten bij de datum van de onderhandse verkoopakte. De juridische levering is weliswaar uitgesteld naar een datum buiten de vierjaarstermijn, maar de waardeontwikkeling na verkoop heeft geen invloed meer gehad op de verkoopprijs. Het hof concludeert dat daarom vervreemding binnen vier jaar heeft plaatsgevonden. Het behaalde voordeel is belast als resultaat uit overige werkzaamheden.
Behaald voordeel niet meer in 2006 te belasten
De vrouw wilde nog dat het behaalde resultaat uit overige werkzaamheden door verkoop van het pand.in 2006 in plaats van in 2007 in de belastingheffing werd betrokken. Maar ze heeft volgens het hof in hoger beroep niet meer de vrijheid om het voordeel in 2006 in plaats van in 2007 in aanmerking te nemen. De reden is dat de inspecteur het voordeel niet meer in 2006 in aanmerking kan nemen.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad heeft het door de vrouw ingestelde cassatieberoep zonder nadere motivering ongegrond verklaard.
Wet: art. 7:900 BW en art. 3.90 Wet IB 2001
Bron: Hoge Raad 8 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1446, 19/03615
Geef een reactie