Als iemand in werkelijkheid uitsluitend een inkomen uit rente heeft en dat inkomen minder is dan de box 3-belasting, moet rechtsherstel plaatsvinden.
Een echtpaar had over de jaren 2017 tot en met 2019 geen inkomen uit tegenwoordige of vroegere arbeid genoten. Zij hadden alleen een box 1-inkomen in 2019 omdat zij een eigen woning zonder hypotheekschuld hadden. Hoewel de man een aanmerkelijk belang had in een stamrecht-bv, ontving hij geen uitkeringen van deze bv. De bv had namelijk een negatief eigen vermogen. De echtgenoten hadden wel ongeveer € 1,2 aan bank- en spaartegoeden in box 3. Zij betaalden over de jaren 2017 tot en met 2019 samen € 11.870, € 10.256 respectievelijk € 9.696 aan inkomstenbelasting. De echtgenoten meenden dat voor hen de vermogensrendementsheffing een individuele en buitensporige last vormde. Zij gingen daarom in beroep tegen de vermogensrendementsheffing en eisten rechtsherstel.
Rechtsherstel nodig
De echtgenoten wijzen Rechtbank Zeeland-West-Brabant op hun werkelijke rente-ontvangsten over jaren 2017 tot en met 2019. Deze ontvangsten bedroegen € 12.577, € 5.541 respectievelijk € 5.182. Dit zijn de enige inkomsten van het echtpaar. Over 2018 en 2019 zijn de echtgenoten dus meer inkomstenbelasting verschuldigd dan zij aan inkomen genieten. In 2017 is de inkomstenbelasting wel lager dan het inkomen, maar dat komt alleen door de algemene heffingskorting. De rechtbank oordeelt dat de vermogensrendementsheffing voor de jaren 2017 – 2019 inderdaad een individuele en buitensporige last voor de echtgenoten vormt. De rechtbank biedt vervolgens rechtsherstel door het box 3-inkomen voor iedere echtgenoot te stellen op € 6.280 92017), € 2.770 (2018) en € 2.590 (2019).
Wet: art. 5.2 Wet IB 2001
Geef een reactie