Mr. J.M. van der Vegt geeft haar precommentaar op een arrest waarin de Hoge Raad is omgegaan. Voortaan kan een belastingplichtige ook vertrouwen ontlenen aan een inlichting als zijn schade bestaat uit de heffing bij juiste wetstoepassing.
Een man heeft in 1989 een lijfrenteverzekering afgesloten met als einddatum 2015. Hij heeft in 2015 informatie ingewonnen over de mogelijkheid van een afkoop van de lijfrenteverzekering. Dat deed hij onder meer door de website van de Belastingdienst te raadplegen. Daarop is vermeld dat men over de afkoop van een lijfrenteverzekering die is afgesloten vóór 16 oktober 1990 geen revisierente hoeft te betalen. Vervolgens heeft de man in 2015 de lijfrente afgekocht, waarna de inspecteur revisierente in rekening heeft gebracht. Hof Den Haag heeft – onder verwijzing naar het arrest HR 26 september 1979, ECLI:NL:HR:1979:AM4918 – geoordeeld dat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. Weliswaar moet de fiscus zijn voorlichtende taak onbelemmerd kunnen vervullen, maar in dit geval is aan het dispositievereiste (‘daarenboven geleden schade’) voldaan door de revisierente die is verschuldigd. Zie ook NTFR 2020/3716.
Geen dispositievereiste meer
De Hoge Raad acht dit laatste oordeel van Hof Den Haag onjuist. De revisierente die de fiscus in rekening brengt, is niet aan te merken als ‘daarenboven geleden schade’. Toch laat de Hoge Raad de hofuitspraak in stand. De Hoge Raad komt namelijk terug van zijn arrest uit 1979 en laat het dispositie-vereiste vallen. Als de belastingplichtige, afgaande op – achteraf bezien onjuiste – informatie handelingen verricht of nalaat waardoor een hoger bedrag van hem wordt geheven dan hij op basis van die informatie meende te moeten betalen, brengt het vertrouwensbeginsel mee dat het meerdere niet van hem mag worden geheven.
Precommentaar mr. J.M. van der Vegt
Taxence vroeg mr. J.M. van der Vegt, raadsheer bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch om een precommentaar.
De Hoge Raad gaat om en laat het dispositievereiste vallen. Dit vereiste past volgens de Hoge Raad niet meer in de huidige rechtsopvattingen. Op grond van het arrest van 5 november 2021 hoeft een belastingplichtige die te goeder trouw afgaat op onjuiste inlichtingen van de Belastingdienst en op grond daarvan iets doet of nalaat niet meer belasting te betalen dan hij op grond van die inlichtingen verschuldigd zou zijn. Het risico van onjuiste informatie ligt daarmee bij de Belastingdienst.
Wet: art. 30i AWR
Bron: Hoge Raad 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1654, 20/03173
Geef een reactie