Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft geoordeeld dat procederende partijen ook tijdens een lockdown vanwege de coronacrisis hun beroepschrift tijdig moeten indienen.
De zaak betrof een man die in bezwaar was gegaan tegen de betaling fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting. De inspecteur wees zijn bezwaarschrift af op 22 februari 2021. De man had daardoor tot 6 april 2021 om zijn beroepschrift in te dienen. Maar hij diende zijn beroepschrift pas digitaal in bij de rechtbank op 11 april 2021. Daardoor is het beroepschrift in principe niet-ontvankelijk. De rechter heeft niet de vrijheid om een termijnoverschrijding zomaar naast zich neer te leggen. Alleen als de termijnoverschrijding verschoonbaar is, mag de niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven.
Niet-ontvankelijk beroepschrift
De man voert aan dat tijdens de lockdown in maart 2021 zijn computer defect raakte. Vanwege de strenge coronamaatregelen was het onmogelijk om naar een reparateur te gaan. Bovendien was de man longpatiënt, wat hem ook hinderde bij het in contact komen met mensen uit zijn nabije omgeving. Later volgden nog meer tegenvallers, die hem hinderden om tijdig te reageren. Op zich heeft de rechtbank begrip heeft voor de uitzonderlijke omstandigheden in verband met het coronavirus. Maar dan nog moet de man aannemelijk maken dat hij redelijkerwijs zijn beroepschrift niet op tijd kon indienen. De man slaagt hierin niet. De rechtbank meent dat de man desnoods met behulp van anderen op afstand alvast een beknopt beroepschrift had kunnen indienen. Daarom verklaart de rechtbank zijn beroepschrift niet-ontvankelijk.
Geef een reactie