Als de inspecteur eenmaal een bezwaarschrift heeft toegekend, is er voor de belastingplichtige niet zo veel spanning meer. Rechtbank Noord-Holland ziet daarom geen reden om voor de periode daarna nog een immateriële schadevergoeding toe te kennen.
De zaak betrof een man die op 2 februari 2018 in bezwaar was gegaan tegen een navorderingsaanslag IB/PVV 2012. Op 21 april 2020 kwam de inspecteur tegemoet aan het bezwaar. Bovendien kende hij de man een bezwaarkostenvergoeding toe. Daarbij was de Belastingdienst uitgegaan van een wegingsfactor 1 (gemiddeld). Maar volgens de man had de fiscus een wegingsfactor van 1,5 (zwaar) moeten hanteren. Daarom startte hij een beroepsprocedure. De rechtbank deed uitspraak op 23 december 2021. Het oordeel van de rechtbank luidde dat de zaak van een gemiddelde zwaarte was. Vervolgens was de vraag of de man recht had op een vergoeding van immateriële schade.
Bescheiden overschrijding redelijke termijn
Ten eerste constateert de rechtbank dat de redelijke termijn is overschreden met afgerond 23 maanden. Gezien de omstandigheden weigert de rechtbank echter om over deze hele periode een schadevergoeding te berekenen. De inspecteur heeft immers het bezwaar van de man gehonoreerd en hem een kostenvergoeding toegekend. Daardoor is vanaf 21 april 2021 geen sprake meer van rechtens te honoreren spanning en frustratie bij de man. Het is wel zo dat de man heeft gesteld dat de Belastingdienst de zaak zwaarder had moeten wegen. Maar dat heeft hij pas gedaan in de beroepsfase. Bovendien meent de rechtbank dat de man dit nieuwe standpunt tegen beter weten in heeft ingenomen. Daarom stelt de rechtbank de overschrijding van de redelijke termijn op maar afgerond drie maanden. Dit levert de man een schadevergoeding op van € 500.
Geef een reactie