Is de aangifte van een belastingplichtige gebaseerd op een standpunt, waarvan hij weet dat de inspecteur het er niet mee eens is? Maar heeft de belastingrechter hierover geen uitsluitsel gegeven? Dan is geen sprake van kwade trouw.
Een man had in een herziene aangifte IB/PVV over 2018 opgegeven dat bij hem sprake was van negatief loon. De inspecteur stelde de voorlopige en definitieve aanslag op conform wat de man had aangegeven in zijn herziene aangifte. Ook gaf hij een verliesvaststellingsbeschikking af voor een ondernemingsverlies van € 3.303. Maar later legde de Belastingdienst de man toch een navorderingsaanslag op. De inspecteur gaf bovendien een herziene verliesvaststellingsbeschikking af voor een ondernemingsverlies van nihil. De man ging in beroep tegen de navorderingsaanslag. Hij stelde dat de Belastingdienst niet beschikte over een nieuw feit. De inspecteur verweerde zich met de stelling dat de man te kwader trouw was. Dat blijkt volgens de inspecteur uit de correspondentie tussen de man en de fiscus. De man had namelijk in het verleden ook bezwaarprocedures gevolgd over het negatieve loon. Hij wist dus dat de Belastingdienst zijn standpunt niet volgde.
Niet opzettelijk onjuiste inlichtingen verstrekt
De argumenten van de inspecteur overtuigen Rechtbank Noord-Nederland niet. De man had in alle openheid een negatief loon opgegeven. Dat is iets anders dan opzettelijk onjuiste inlichtingen verstrekken. Wat de eerdere bezwaarprocedures betreft, die waren geëindigd met een compromis. De belastingrechter was nog niet eerder er aan te pas gekomen. De man kon dus niet zeker weten dat zijn standpunt niet pleitbaar was. Pas in de loop van de beroepsprocedure ging hij anders denken over de juistheid van zijn standpunt. Maar dat leidt niet tot kwade trouw. De rechtbank vernietigt daarom de navorderingsaanslag en de herziene verliesvaststellingsbeschikking.
Geef een reactie