Het besluit met een nadere uitleg bij het OESO-commentaar betreffende belastingheffing over ontslagvergoedingen in een grensoverschrijdende situatie is geactualiseerd. Verschillende verdragspartners geven een andere uitleg geven aan het OESO-commentaar dan Nederland. De staatssecretaris van Financiën wil hierbij aansluiten.
In het besluit van 23 april 2015 is de wijze waarop rekening moet worden gehouden met de wijziging per 15 juli 2014 van het OESO-commentaar ten aanzien van de belastingheffing over ontslagvergoedingen in een grensoverschrijdende situatie en over het begrip ‘persoonlijke werkzaamheden als zodanig’ bij het publiekgerichte optreden van artiesten en sportbeoefenaars toegelicht. Daarbij is ingegaan op hoe het OESO-commentaar zich verhoudt tot de arresten van de Hoge Raad over deze onderwerpen.
Inmiddels is gebleken dat verschillende verdragspartners de twaalfmaandenrichtlijn niet als hoofdregel toepassen en een andere uitleg geven aan het OESO-commentaar dan Nederland. In deze uitleg kan ervan worden uitgegaan dat de ontslaguitkering moet worden toegerekend overeenkomstig de diensttijd waarop de hoogte van de ontslagvergoeding is gebaseerd. Doorgaans is dit de volledige diensttijd bij de werkgever die de ontslaguitkering betaalt. Als bijvoorbeeld door tijdsverloop het verloop van de dienstbetrekking niet (volledig) kan worden achterhaald en de juiste toerekening ook niet op een andere wijze in redelijkheid kan worden benaderd, wordt teruggevallen op de laatste twaalf maanden van de dienstbetrekking bij de betreffende werkgever.
Dubbele belastingheffing en dubbele niet-heffing vermijden
Omdat een verschillende uitleg van het OESO-commentaar kan leiden tot situaties van dubbele belastingheffing en dubbele niet-heffing, acht de staatssecretaris het wenselijk aan te sluiten bij de hiervoor genoemde uitleg. Deze uitleg kan worden toegepast bij ontslagvergoedingen die zijn genoten na inwerkingtreding van dit besluit.
Bij belastingaanslagen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog niet onherroepelijk vaststaan, kan de hiervoor beschreven uitleg worden toegepast mits een belastingplichtige op verzoek van de inspecteur kan aantonen dat dit niet leidt tot (gedeeltelijke) dubbele niet-heffing.
Het besluit treedt in werking met ingang van 5 februari 2022.
Bron: Besluit van 25 januari 2022, nr. 2022-19850, Ministerie van Financien, Stcrt. 2022, 3327.
Geef een reactie