Op 8 december 2021 werd de vierde nota van wijziging van het wetsvoorstel Spoedwet conditionele eindafrekening gepubliceerd. Dit betekende een ingrijpende wijziging ten opzichte van het oorspronkelijke ingediende wetsvoorstel.
De NOB spreekt haar waardering uit voor de wijze waarop de eerder gesignaleerde knelpunten en onduidelijkheden uit het wetsvoorstel zijn weggenomen. Het risico dat het wetsvoorstel in strijd komt met de goede verdragstrouw is echter niet weggenomen. De NOB acht het daarom niet verantwoord dat het wetsvoorstel in zijn huidige vorm wordt ingevoerd.
Daar komt bij dat het huidige voorstel ook weer de nodige vragen oproept. Voor met name beursfondsen ontstaat er onduidelijkheid en een praktische onmogelijkheid voor wat betreft de plicht om binnen een maand na de grensoverschrijdende reorganisatie hiervan opgaaf te doen aan de Belastingdienst. Het beursfonds is verplicht om opgaaf te doen van de identiteit en adresgegevens van alle kwalificerende aandeelhouders aan de Belastingdienst. Ook is onduidelijk en praktisch onmogelijk hoe een beursfonds de dividendbelasting moet verhalen op alle individuele aandeelhouders.
Een ander bezwaar van de NOB is dat onduidelijk is waarom de vestigingsplaatsfictie moet worden uitgebreid. Bovendien bestaat daarmee het risico dat die uitbreiding in strijd is met de goede verdragstrouw. De NOB heeft ook moeite met de terugwerkende kracht van het wetsvoorstel, die specifiek op één belastingplichtige gericht lijkt te zijn. Deze terugwerkende kracht lijkt bovendien op gespannen voet te staan met het legaliteitsbeginsel en artikel 1 EP EVRM.
Bron: NOB, 4 februari 2022
Geef een reactie