Wie meer hypotheekrente opgeeft dan het bedrag dat hij kan bewijzen, riskeert een navorderingsaanslag en een beschikking belastingrente.
De eigenaar van een eigen woning had in zijn aangiftes IB/VV over de jaren 2014 tot en met 2016 jaarlijks € 39.237 aan hypotheekrente opgegeven. In zijn aangifte over 2017 gaf hij een rente van € 11.101 op. De inspecteur volgde de aangiftes over 2014 en 2015. Maar bij het opleggen van de aanslag over 2016 vroeg hij de man om nadere gegevens. Naar aanleiding van deze gegevens besloot de inspecteur alleen de gerenseigneerde rentebetalingen te accepteren. De Belastingdienst stelde de aftrekbare eigenwoningrente over de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 op € 9.828, € 9.369, € 8.470 en € 7.844. De eigenaar van de woning begon een beroepsprocedure. Beide partijen zijn het erover eens dat er geen nieuw feit is. Daarom is de vraag of sprake is van kwade trouw.
Accountant-administratieconsulent moet beter weten
Hof Den Haag oordeelt dat de eigenaar van de eigen woning inderdaad te kwader trouw is. De man heeft aanzienlijk meer afgetrokken dan dat hij met bewijs aannemelijk kon maken. Aangezien de man werkte als accountant-administratieconsulent, had hij beter moeten weten. Zo had hij moeten beseffen dat de fiscus enkele jaren na het indienen van de aangifte nog om bewijs kon vragen. De navorderingsaanslagen over 2014 en 2015 en beschikkingen belastingrente waren terecht opgelegd. Bovendien was geen te eerbiedigen vertrouwen opgewekt. Daardoor mocht de inspecteur de opgegeven rentebedragen in de aangiftes 2016 en 2017 corrigeren.
Wet: art. 16, eerste lid AWR en art. 3.119a, eerste en derde lid, 3.120 en 3.123 Wet IB 2001
Geef een reactie