Een perceel waarop een woonhuis heeft gestaan, dat inmiddels is afgebrand, vormt in principe geen woning voor de overdrachtsbelasting. In dat geval geldt dus het normale tarief.
Twee echtgenoten hadden op 30 december 2016, gezamenlijk, ieder voor de onverdeelde helft, een onroerende zaak gekocht voor € 485.000. Het ging om een perceel waarop een woonhuis had gestaan. Dat huis was echter in 1966 volledig afgebrand. De berging-stalling, die niet aan het woonhuis grensde, was nog overgebleven. Het echtpaar ontwikkelde een nieuwe woning op het perceel. Maar op het moment van de aankoop viel een nieuw te bouwen woning buiten het bouwvlak van het toen geldende bestemmingsplan. Bovendien was een nieuwe woning in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Het echtpaar kreeg wel een vergunning om af te wijken van dit bestemmingsplan. De bouw van de nieuwe woning vond op een ander bouwvak plaats dan het bouwvak waar de afgebrande woning had gestaan. De echtgenoten meenden dat de gekochte onroerende zaak kwalificeerde als een woning. Daardoor zou het verlaagde tarief van de overdrachtsbelasting van toepassing zijn.
Onroerende zaak heeft andere aard dan bewoning
Zowel de Belastingdienst als Rechtbank Den Haag vindt dat de onroerende zaak geen woning vormt voor de overdrachtsbelasting. Grond bestemd voor woningbouw telt niet als een onroerende zaak. Als de fundering is aangebracht, is wel sprake van een woning in aanbouw. Maar het echtpaar maakt niet aannemelijk dat op het moment van aankoop van het perceel de oude fundering nog bovengronds aanwezig was. En zelfs al was dat het geval, dan zou dat weinig baten. De nieuwe woning is immers gebouwd zonder gebruik te maken van een eventuele oude fundering. De berging-stalling kwalificeert evenmin als woning. De onroerende zaak was dus op het moment van verkrijging naar haar aard niet bestemd voor bewoning. De verkrijging is dan ook belast tegen het normale tarief van de overdrachtsbelasting.
Wet: art. 14 WBRV
Geef een reactie