In een handreiking heeft het Forum fiscaal dienstverleners een mogelijke onduidelijkheid over het Hulpmiddel lijfrentepremie vanaf 2016 behandeld.
Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Het Nederlandse pensioenstelsel kent drie zogeheten pijlers: de AOW-uitkeringen, via de werkgever opgebouwd aanvullend pensioen en individuele pensioenvoorzieningen. Tenzij zij naast ondernemer ook werknemer zijn bij een andere organisatie, bouwen ondernemers geen pensioen via de werkgever op. Daarom zijn zij voor aanvullende oudedagsvoorzieningen aangewezen op de derde pijler. De volgende uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn in principe aftrekbaar binnen bepaal de grenzen:
- premies voor lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort;
- premies voor lijfrenten, waarvan de termijnen toekomen aan een meerderjarig invalide kind of kleinkind en uitsluitend eindigen bij het overlijden van de gerechtigde;
- premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen vanwege invaliditeit, ziekte of ongeval, waarvan de uitkeringen toekomen aan de belastingplichtige en
- bijdragen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw).
Bedrag van de jaarruimte
Normaal gesproken zijn de lijfrentepremies ter aanvulling van een pensioentekort alleen aftrekbaar zolang zij vallen binnen tot de zogeheten jaarruimte. De jaarruimte is voor zowel 2021 als 2022 te berekenen met de volgende formule. De jaarruimte = (0,133 x PG) -/- (6,27 x A) -/- (NPP/0,505) -/- F. Daarbij staat:
- PG voor pensioengrondslag. De pensioengrondslag bestaat uit de som van het arbeidsinkomen en de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen van het voorafgaande kalenderjaar. Het arbeidsinkomen bestaat uit de winst uit onderneming exclusief mutaties in de oudedagsreserve (OR) en de ondernemersaftrek, het loon uit dienstbetrekking en het resultaat uit overige werkzaamheden. De eerdergenoemde som van arbeidsinkomen en belastbare uitkeringen en verstrekkingen bedraagt maximaal € 114.866 (bedrag 2022, bedrag 2021 € 112.189). Men dient vervolgens de PG te verminderen met een AOW-franchise van € 12.837 (bedrag 2022, bedrag 2021 € 12.672);
- A voor de in aanmerking te nemen pensioenaangroei;
- NPP voor premies die zijn gestort in een netto pensioen in box 3; en
- F voor de dotaties aan de OR.
Handreiking winstbegrip
Het Forum fiscaal dienstverleners heeft in een handreiking de rol van de winst in de berekening van de jaarruimte behandeld. Omdat de winst uit onderneming tot het arbeidsinkomen behoort, behoort zij tot de premiegrondslag. Meer specifiek gaat het daarbij om de winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de OR en vóór de ondernemersaftrek. Het forum wijst echter erop dat in het hulpmiddel lijfrentepremie vanaf 2016 van de Belastingdienst men vraagt naar de winst vóór de ondernemersaftrek. De toevoegingen aan en afneming van de OR worden afzonderlijk verwerkt. Omdat de ondernemer de toename en afname van de OR afzonderlijk moet invullen in het hulpmiddel, houdt het programma in de berekening van de premiegrondslag wél rekening met de winst vóór toevoeging van en afneming van de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek.
Claim reserveringsruimte
Voor zover de ondernemer (in de zeven voorafgaande jaren nog niet zijn jaarruimte heeft benut, kan hij deze onbenutte ruimte alsnog claimen via de reserveringsruimte. Deze reserveringsruimte bedraagt echter hooguit het laagste van onderstaande bedragen:
- 17% van de premiegrondslag (PG) van het jaar van aftrek;
- € 7.587 (bedrag 2022, bedrag 2021: € 7.489). Voor de belastingplichtige die die is geboren vóór 1 september 1963, geldt een maximum van € 14.978 (bedrag 2022, bedrag 2021: € 14.785).
Verhoging maximale lijfrenteaftrek
Ondernemers met een vrijgevallen OR kennen een hoger maximum aan aftrekbare lijfrentepremie voor een oudedagsvoorziening. Hun maximum stijgt namelijk met het bedrag van de vrijgevallen OR. Daarnaast is het maximum te verhogen met een bedrag aan genoten stakingswinst, maar niet meer dan:
- € 480.686 (bedrag 2022, bedrag 2021: € 474.517) als de ondernemer in 2022 zijn onderneming staakt en op het stakingsmoment minstens 61 jaar en zeven maanden oud is. In 2021 moest de ondernemer op het stakingsmoment minstens 61 jaar en vier maanden oud zijn. Dit maximum geldt ook als de ondernemer voor minstens 45% arbeidsongeschikt is en de termijnen ingaan binnen zes maanden na de staking. Of als de staking plaatsvindt vanwege het overlijden van de ondernemer.
- € 240.352 (bedrag 2022, bedrag 2021: € 237.267) als de ondernemer in 2022 zijn onderneming staakt en op het stakingsmoment minstens 51 jaar en zeven maanden oud is. In 2021 moest de ondernemer op het stakingsmoment minstens 51 jaar en vier maanden oud zijn. Dit maximum geldt eveneens als de lijfrententermijnen direct ingaan.
- € 120.183 (bedrag 2022, bedrag 2021: € 118.640) in andere gevallen.
Wet: art. 3.124, 3.127, 3.129 en 5.16, vierde lid Wet IB 2001
Bron: Forum fiscaal dienstverleners 2 februari 2022
Online cursus Polislezen en fiscale behandeling lijfrenten, stamrechten en kapitaalverzekeringen
Polislezen is een kunst apart. Tijdens deze masterclass behandelen de docenten concrete polissen en gaan in op alle wet- en regelgeving rond lijfrenten (incl. de oud regime lijfrenten), kapitaalverzekeringen, gouden handdrukstamrechten en overige stamrechten.
Geef een reactie