De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van Hof Den Haag dat de dga een uitdeling heeft genoten. Gezien de slechte financiële situatie van de dga valt niet te verwachten dat hij zijn schuld aan zijn bv kan aflossen. Daarom hebben de gelden de bv definitief verlaten. Zowel de dga als de bv moeten zich hiervan bewust zijn geweest.
Een dga had grote schulden aan zijn bv. Tijdens een boekenonderzoek bij de bv in 2016 was gebleken dat de bv aan belanghebbende een effectenlening van € 674.853 had verstrekt. Hiervan was een schriftelijke overeenkomst opgemaakt. Een van de voorwaarden van de overeenkomst was dat bij verkoop van de effecten de dga de lening moest aflossen. In werkelijkheid bedroeg de lening € 1.030.098. Bij verkoop van de effecten door belanghebbende was er niets afgelost.
Het geschil bij Hof Den Haag
Bij hof Den Haag was in geschil of sprake was van een uitdeling en zo ja of er wel sprake was van een nieuw feit zodat de inspecteur kon navorderen.
Uitdeling aan dga
Het hof oordeelde dat de dga in privé een voordeel had genoten en dat hij dat voordeel ook in zijn aangifte had moeten opnemen. Dat had de dga niet gedaan en daarom is sprake van een uitdeling. Ook zijn de opnames in rekening-courant en bijschrijvingen van rente een uitdeling van de bv aan belanghebbende. Zowel belanghebbende als de bv moet zich van de bevoordeling bewust zijn geweest.
Nieuw feit voor navordering
Volgens de dga was er geen nieuw feit. Het hof was het niet eens met de dga. In de aangifte IB stond het effectenbezit per 31 december op € 427.286 en de effectenlening op € 1.030.098. In de aangifte IB 2011 stond eind 2011 geen effectenbezit en geen lening. Uit de aangiften hoefde de inspecteur daarom niet af te leiden dat de effectenportefeuille eind 2010 en gedeeltelijk in 2011 was verkocht. En de inspecteur hoefde ook niet af te leiden dat met die verkoop het bedrag van de lening was uitgedeeld. De inspecteur beschikte na het boekenonderzoek daarom over een nieuw feit waardoor hij kon navorderen.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad is het eens met de motivering van Hof Den Haag en heeft het ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard.
Wet: art. 4.12 Wet IB 2001 en art. 16 AWR
Bron: Hoge Raad 11 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:170, 21/00038
Masterclass Fiscale aspecten insolventie en bestuurdersaansprakelijkheid
Veel ondernemers verkeren nog steeds in zwaar weer. Deze moeilijke periode is doorspekt van fiscale, financiele en civielrechtelijke aspecten. De docenten bespreken de fiscale / juridische tips en tricks voor adviseurs om hun cliënten voor valkuilen en aansprakelijkheid te behoeden.
Geef een reactie