Volgens het kabinet sluiten de voorstellen van de EC voor een richtlijn om misbruik van doorstroomvennootschappen tegen te gaan aan bij het beleid van Nederland. Maar de Belastingdienst beoordeelt het voorstel als zeer uitdagend, complexiteit verhogend en mogelijk op onderdelen niet uitvoerbaar.
De EC stelt een richtlijn voor die fiscaal misbruik van doorstroomvennootschappen tegengaat. Deze entiteiten kunnen gebruikt worden om, bijvoorbeeld, inkomensstromen vanuit de Europese Unie (hierna EU) onbelast door te sluizen naar jurisdicties buiten de EU, die geen of een zeer laag bedrijfsbelastingtarief toepassen. De Commissie wil dergelijk misbruik tegengaan door criteria op te stellen aan de hand waarvan kan worden bepaald of een bepaalde entiteit een doorstroomvennootschap is. De Commissie stelt voor om de voorgestelde richtlijn vanaf 1 januari 2024 in werking te laten treden. Verder dient uiterlijk 30 juni 2023 de wetgeving geïmplementeerd zijn.
Minister Hoekstra schrijft dat dit voorstel aansluit bij de aanbeveling van de Commissie Doorstroomvennootschappen om de doorstroomproblematiek internationaal aan te pakken. Verder deelt het kabinet het uitgangspunt dat de kern van de bestrijding van doorstroomvennootschappen ligt in transparantie richting de landen die een fiscaal belang hebben. Ook steunt het kabinet de doelstelling van de richtlijn om geen verdragsvoordelen te geven aan doorstroomvennootschappen. Wel vraagt het kabinet zich af hoe de verdeling van heffingsrechten uitwerkt in relatie met gelieerde entiteiten die gevestigd zijn in derde landen.
Proportioneel in de uitvoering
Het kabinet deelt de inzet van de Commissie dat het voorstel proportioneel moet uitwerken voor de uitvoering, en zou graag de meest efficiënte en bij de praktijk aansluitende wijze van informatie-uitwisseling willen invoeren. Maar het is ambitieus om deze richtlijn per 1 januari 2024 in werking te laten treden.
Belastingdienst: complex en uitdagend
De Belastingdienst beoordeelt dit richtlijnvoorstel zoals het nu is vormgegeven als zeer uitdagend, complexiteit verhogend en op onderdelen – bijvoorbeeld de gestelde termijn voor informatieuitwisseling van 30 dagen na ontvangst van de aangifte – mogelijk niet uitvoerbaar. Op basis van de voorliggende teksten is – kort samengevat – de inschatting van de Belastingdienst dat het aantal belastingplichtigen dat binnen het toepassingsbereik van de voorgestelde maatregelen valt groot kan zijn, en dat de richtlijn in ieder geval leidt tot een zeer forse uitvoeringslast in het toezicht en in de IV (Informatie Voorziening).
Het richtlijnvoorstel bevat tegelijkertijd nog een aantal inhoudelijke onzekerheden. Het begrippenkader dat wordt gehanteerd, is niet op alle punten duidelijk en biedt nog veel ruimte voor interpretatie. Hierdoor is de reikwijdte van het richtlijnvoorstel op dit moment niet goed te overzien. Interpretatieverschillen over de richtlijn kunnen leiden tot discussie tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst, en zeer waarschijnlijk ook tot procedures.
Informatieuitwisseling
Ook zijn er onduidelijkheden met betrekking tot de verdragstoepassing, moet een analyse plaatsvinden van de bij de aangifte ontvangen informatie en dient de daarmee samenhangende uitwisseling van informatie met het buitenland binnen 30 dagen na ontvangst van de aangifte plaats te vinden. Een individuele beoordeling van de aan te leveren informatie is zeer arbeidsintensief en vergt veel capaciteit. Vanwege het naar verwachting grote aantal belastingplichtigen dat binnen het toepassingsbereik kan vallen van de voorgestelde maatregelen, is de inschatting dat de noodzakelijke analyse van de informatie in veel gevallen niet tijdig kan plaatsvinden en daardoor ook niet tijdig kan worden voldaan aan de vereisten voor informatieuitwisseling. Voorts biedt het richtlijnvoorstel andere lidstaten de mogelijkheid om de Belastingdienst te verzoeken een onderzoek te doen, wat veel uitvoeringscapaciteit kan gaan vergen, en ten koste kan gaan van andere prioriteiten in het toezicht.
Bron: Aanbiedingsbrief bij nieuwe commissievoorstellen, nr. 2022Z03261, Ministerie BZ, 21 februari 2022
Geef een reactie