Sommige agrarische ondernemers verkopen landbouwgrond, waarbij zij nog wel de grond kunnen pachten en later terugkopen. In die situatie valt een eventuele waardestijging van de grond in die periode volgens Rechtbank Noord-Nederland niet onder de landbouwvrijstelling.
Werking van de landbouwvrijstelling
Dankzij de landbouwvrijstelling is de winst die een ondernemer behaalt bij vervreemding van landbouwgronden voor een groot gedeelte vrijgesteld van winstbelasting. Deze faciliteit geldt namelijk voor zowel de inkomsten- als de vennootschapsbelasting. Het vrijgestelde bedrag is gelijk aan het verschil tussen de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (wevab) en de boekwaarde van de landbouwgrond. De wevab weerspiegelt de waarde van de landbouwgrond bij ongewijzigd gebruik als landbouwgrond. Bij verkoop aan een andere agrariër, zou deze een prijs die moeten betalen ter grootte van de wevab. Maar de waarde van landbouwgrond kan ook zijn gestegen door bijvoorbeeld een bestemmingswijziging. Deze waardestijging is dan niet vrijgesteld. Vaak ontvangt de ondernemer echter meer dan de wevab. Het verschil tussen de hogere waarde in het economische verkeer (WEV) en de lagere wevab is in zulke situaties belast. De landbouwvrijstelling komt normaliter pas aan de orde in het geval van een bedrijfsbeëindiging.
Definitie landbouwbedrijf
In het kader van de landbouwvrijstelling dient men onder een landbouwbedrijf te verstaan een bedrijf dat is gericht op:
- het voortbrengen van producten van akkerbouw, van weidebouw of van tuinbouw. Hieronder moet men ook begrijpen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen, bloembollen en paddenstoelen; of
- het in het kader van veehouderij fokken, mesten of houden van dieren. Overigens stelt de fiscus binnenvisserij en visteelt voor wat betreft de landbouwvrijstelling gelijk met landbouwbedrijf.
Vervroegen van vrijgestelde vervreemdingswinst?
Sommige belastingadviseurs houden rekening met de mogelijkheid van afschaffing van de landbouwvrijstelling. Zij proberen daarom soms onbelaste vervreemdingswinst op landbouwgronden in de tijd naar voren te halen. Daarbij is echter van belang dat de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:1780) vindt dat het jaarlijks waarderen van landbouwgronden op de balans op wevab in strijd is met de doelstelling van de landbouwregeling. Bij de landbouwregeling gaat het om het vrijstellen van de waardeveranderingen van gronden, voor zover de ondernemer deze waardeveranderingen werkelijk behaalt. Bij de waardering van landbouwgronden op wevab is volgens de Hoge Raad inherent dat men het doel van de landbouwvrijstelling niet bereikt. Dat wil zeggen dat er meer onder de landbouwvrijstelling valt bij jaarlijkse waardering op wevab, dan het geval zou zijn als men de landbouwvrijstelling alleen bij daadwerkelijke realisatie toepast. Zie ook NTFR Beschouwingen 2015/41 en NTFR 2015/2065.
Terugkoop na erfpacht en verkoop
Rechtbank Noord-Nederland kreeg de vraag voorgelegd of de landbouwvrijstelling van toepassing is op verkochte landbouwgrond, als deze vóór de verkoop eerst is teruggekocht op grond van een erfpachtovereenkomst. Meer specifiek gaat het daarbij om de vraag of de toegepaste indexaties op de (als zodanig geregistreerde) geldlening en de contractuele verhoging van de terugkoopsom, tot de belastbare winst behoren. Of zijn zij vrijgesteld onder de landbouwvrijstelling?
Koop, overdracht en vestiging pachtrecht
Deze zaak betrof een man die een akkerbouwbedrijf exploiteerde via zijn eenmanszaak. In 1999 kocht hij 44.04.40 ha aan cultuurgrond voor omgerekend € 839.402. Daarbij behaalde hij een pachtersvoordeel van € 959.382. Direct na aankoop van de grond droeg de man 42.04.40 ha grond over aan een nv voor € 801.307. Hij verwerkte deze vervreemding van de grond conform het Fagoed-arrest. Dat was een arrest van de Hoge Raad van 10 april 1996 (ECLI:NL:HR:1996:BI5514). Door deze verwerking bleef de volledige eigendom van de grond op de balans staan tegen de oorspronkelijke boekwaarde. De man nam de koopsom die hij had ontvangen van de nv op als (geïndexeerde) geldlening op de passiefzijde van de balans. Het ging om een bedrag van € 801.307 bij het aangaan van deze financiering. Tegelijkertijd vond een vestiging plaats van een tijdelijk erfpachtrecht ten gunste van de man voor de duur van veertig jaar.
Terugkoop en verkoop
In 2010 ging de man samen met zijn vrouw een vof aan om daarin het akkerbouwbedrijf te exploiteren. Maar in 2015 staakte de vof haar activiteiten. Toch kochten de echtgenoten de cultuurgrond terug van de nv voor € 1.313.095. Op het moment van terugkoop stond de geïndexeerde geldlening voor een bedrag van € 1.043.237 op de balans van de vof. De vof had in de periode tussen verkoop en terugkoop van de grond de toename van de geldlening afgetrokken. De vof verkocht in 2015 de volledige eigendom van de grond aan een derde voor een bedrag van € 3.334.870,56. De boekwinst die de vof daarbij maakte, viel volgens de vennoten onder de landbouwvrijstelling. De Belastingdienst en de rechtbank zijn het daarmee niet eens.
Verhoging behoort tot verkrijgingsprijs
Ten eerste constateert de rechtbank dat de koopsom op basis van het erfpachtcontract is verhoogd met (20%). Deze verhoging vloeide voort uit de inroeping van het tussentijdse kooprecht. De verhoging is daarmee onderdeel van wat de man eiser moest voldoen om de bloot eigendom van de grond van de nv te verkrijgen. Pas daarna was de volledige eigendom aan een derde over te dragen. Daarmee is dit bedrag volgens de rechtbank onderdeel gaan uitmaken van de verkrijgingsprijs voor (het bloot eigendom van) de grond. Men dient daarom de boekwaarde van de grond met dit bedrag te verhogen. Daaruit vloeit voort dat bij de daaropvolgende verkoop van de grond ten aanzien van dit bedrag de landbouwvrijstelling niet van toepassing is.
Indexatie geldlening
De rechtbank ziet vervolgens de indexatie van de geldlening als een gefixeerde vergoeding voor het deel van de waardestijging van de grond dat toerekenbaar is aan het bloot eigendom van de nv. De rechter bekijkt de bepalingen van de overeenkomst uit 1999 namelijk als één geheel. In wezen is afgesproken dat de nv voor een bepaalde periode effectief de economische bloot eigendom van de grond heeft verworven. Daarbij heeft zij bedongen dat de vennoot een geïndexeerde vergoeding is verschuldigd bij uitoefening van het terugkooprecht. Die indexatie vormt volgens de rechtbank een vooraf bepaalde, gefixeerde vergoeding voor de waardestijging van de bloot eigendom tussen het moment van aankoop door ASR en het moment van terugkoop door de man. Op het moment van terugkoop van de grond komt de waardestijging tot het bedrag van de indexatie (in totaal € 292.939) dus toe aan de nv als bloot eigenaar.
Bedrag indexatie valt niet onder landbouwvrijstelling
Volgens de rechtbank is de betaling aan de nv in verband met de terugkoop tot het bedrag van de indexatie in fiscale zin aan te merken als de van tevoren overeengekomen prijs voor het terugkopen van de bloot eigendom van de grond. Die prijs verhoogt de verkrijgingsprijs van de grond. Daaruit vloeit voort dat bij de verkoop aan een derde ten aanzien van het bedrag van de indexatie de landbouwvrijstelling niet geldt. Het beroep van de man is ongegrond.
Wet: art. 3.12 Wet IB 2001 en art. 8, eerste lid Wet Vpb 1969
Online cursus fiscaal agrarische actualiteiten
Veel ontwikkelingen in de agrarische sector: de BOR, de landbouwvrijstelling, meerwaardeclausules. Daarnaast is de afgelopen jaren er een toenemende vraag zichtbaar naar landbouwgrond in verband met de energietransitite. In deze online cursus praat drs. Petrus Zijlstra u bij over de laatste stand van zaken.
Geef een reactie