Een vordering voor achterstallige premies van een bedrijfstakpensioenfonds valt niet te betrekken in een onderhands akkoord.
Een bv dreef een hotelbedrijf. Vanwege haar financiële problemen was het redelijkerwijs aannemelijk dat zij de betaling van haar schulden niet kon voortzetten. Zij bood daarom haar schuldeisers een onderhands betalingsakkoord aan. In dat akkoord waren de schuldeisers verdeeld in vier categorieën: preferent, concurrent I, concurrent II en achtergesteld. Het akkoord deelde een bedrijfstakpensioenfonds in bij de concurrenten II. Het pensioenfonds was het daarmee oneens en stemde daarom als enige tegen het akkoord. Daarop diende de bv bij Rechtbank Amsterdam een verzoek tot homologatie (goedkeuring) van het akkoord in. Maar het pensioenfonds stelt dat de desbetreffende wet, de Wet Homologatie onderhands akkoord (WHOA) niet geldt voor vorderingen voor pensioenpremies. De rechtbank stelt daarom de volgende prejudiciële vraag aan de Hoge Raad: is de WHOA ook van toepassing op vorderingen van de bedrijfstakpensioenfondsen voor wat betreft achterstallige pensioenpremies?
Akkoord raakt rechten werknemers
De Hoge Raad redeneert als volgt. Een vordering voor achterstallige premies van een bedrijfstakpensioenfonds tegenover de werkgever correspondeert met het recht van de werknemer tegenover de werkgever op betaling van die premies aan dat fonds. Dat recht van de werknemer vloeit voort uit een arbeidsovereenkomst. Stel dat de vordering voor achterstallige premies van een bedrijfstakpensioenfonds is te betrekken in een onderhands akkoord. Dat zou afbreuk doen aan het met die vordering corresponderende recht van de werknemer jegens de werkgever op premiebetaling aan het bedrijfstakpensioenfonds. Afbreuk aan dit recht brengt misschien de pensioenopbouw van werknemers in gevaar. Een bedrijfstakpensioenfonds kan immers bij een te lage dekkingsgraad door niet-afgedragen pensioenpremies korten op de pensioenen of de indexering achterwege laten. Dat heeft de wetgever niet gewild. Daarom mag men een vordering voor achterstallige premies van een bedrijfstakpensioenfonds niet betrekken in een onderhands akkoord.
Afkoelingsperiode
De Hoge Raad gaat daarnaast in op de situatie waarin de rechter een afkoelingsperiode afkondigt. Zo’n afkoelingsperiode kan zich niet uitstrekken tot de rechten van werknemers, aldus de Hoge Raad. De afkoelingsperiode kan zich evenmin uitstrekken tot vorderingen van een bedrijfstakpensioenfonds voor pensioenpremies.
Wet: art. 369, vierde lid, 370 en 383 Fw
Bron: Hoge Raad 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:328, 21/03643
Online cursus Staken van de onderneming: (turbo)liquidatie, WHOA liquidatie akkoord
In welke situatie moet de gewone liquidatieprocedure gevolgd worden, wanneer de turboliquidatie procedure en wanneer dient faillissement aangevraagd te worden. En hoe kan een WHOA liquidatie akkoord helpen om een faillissement te voorkomen en de rechtspersoon netjes te liquideren. De turboliquidatie lijkt een aantrekkelijke ontbindingsmogelijkheid, maar is niet risicoloos. U hoort er meer over in deze online cursus.
Geef een reactie