De staatssecretaris van Financiën accepteert dat een verlaging van de bijtelling wegens privégebruik plaatsvindt als de auto feitelijk beide echtgenoten ter beschikking staat. Hij heeft daarom zijn cassatieberoep ingetrokken.
De staatssecretaris van Financiën was in cassatie gegaan tegen een uitspraak van Hof Den Haag. Het betrof een man die de Hyundai van de zaak van zijn collega en echtgenote overnam na haar overlijden. Tot die tijd had hun werkgever de man een Volkswagen Up ter beschikking gesteld. De bijtelling vanwege het privégebruik van de Hyundai was alleen toegepast in de periode vanaf de overname van de auto. Het uitgangspunt van het hof was dat de Volkswagen Up van 1 januari 2019 tot en met 25 juli 2019 in gelijke verhouding aan beide echtgenoten ter beschikking was gesteld. Daarom had het hof de bijtelling vanwege het privégebruik van de Volkswagen op een lager bedrag berekend dan de fiscus. Zie ook NTFR 2022/490 en ‘Toch dubbele bijtelling na overname auto’.
Feitelijk terbeschikkingstelling aan beide werknemers
Maar de staatssecretaris heeft besloten af te zien van verder procederen. Hij heeft daarom zijn cassatieberoep ingetrokken. Hij stelt dat het hof op basis van de vastgestelde feiten heeft kunnen oordelen dat de Hyundai in feite aan de man en zijn vrouw tezamen ter beschikking was gesteld. De man heeft na het overlijden van zijn echtgenote alleen deze auto gebruikt. Daarom heeft het hof de bijtelling terecht beperkt tot deze auto. De staatssecretaris merkt nog op dat het een ander verhaal zou zijn als de werkgever de ene auto exclusief aan de vrouw en de andere auto aan de man ter beschikking had gesteld. In die situatie had bij de man wel voor het hele jaar een afzonderlijke bijtelling moeten plaatsvinden. Hij zou dan immers op jaarbasis met de aan hem ter beschikking gestelde auto’s meer dan 500 kilometer privé hebben gereden.
Wet: art. 13bis Wet LB
Bron: Ministerie van Financiën 3 maart 2022, nr. 2022-0000071500
Geef een reactie