Kan een bv wegens een gebrek aan financiële middelen een verzuimboete niet betalen? En heeft de Belastingdienst tegenover die bv onzorgvuldig gehandeld? Dan zijn dat voor de belastingrechter redenen om de boete tot nihil te matigen.
Een bv kreeg op 1 maart 2018 een uitnodiging tot het doen van aangifte VPB 2017. Op 8 april 2018 verzocht zij om uitstel tot het doen van aangifte tot 1 november 2018. Vanwege het uitblijven van een reactie op dit verzoek herhaalde de bv op 5 juli 2018 haar verzoek om uitstel tot 1 november 2018. Als gevolg van een technische storing bij de Belastingdienst kreeg de bv pas op 1 september 2018 te horen dat zij uitstel had gekregen. Op 21 november 2018 stuurde de fiscus haar een aanmaning omdat zij nog altijd geen aangifte VPB 2017 had ingediend. De bv kreeg een uiterste reactietermijn tot 6 december 2018. De bv verzocht op 30 november 2018 om te aanmaning als niet verzonden te mogen beschouwen. De inspecteur gaf hierop geen reactie. Uiteindelijk diende de bv op 8 februari 2019 de aangifte VPB 2017 in.
Geen avas
De Belastingdienst legde de bv een maand later een verzuimboete op van € 2.639 wegen het niet tijdig indienen van haar aangifte. Nadat de bv in bezwaar gaat tegen de boete, verlaagt de inspecteur deze tot € 500. Maar de bv hoopt de boete in de beroepsfase te doen verlagen. Zij stelt voor Hof Den Bosch dat sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). Het hof verwerpt deze stelling. Ondanks het feit dat de bv haar verzoek om uitstel heeft moeten herhalen, heeft zij uitstel verkregen tot 1 november 2018. Na de ontvangst van de aanmaning was het voor haar duidelijk wat de uiterste indieningsdatum was. Dat de inspecteur niet heeft gereageerd op de brief van 30 november 2018 doet daar niets aan af. Daarom is geen sprake van avas. In principe heeft de Belastingdienst de bv terecht een verzuimboete opgelegd.
Bv kan boete niet betalen
Het hof ziet wel voldoende redenen om de verzuimboete te matigen tot nihil. De Belastingdienst heeft tegenover de bv onzorgvuldig gehandeld door niet (tijdig) te reageren op de verzoeken van 8 april 2018 en 30 november 2018. Bovendien zijn de financiële omstandigheden van de bv en haar moedervennootschap ontoereikend om de boete te kunnen betalen. Dat geldt ook voor de bestuurder en uiteindelijk aandeelhouder. Zijn inkomen en gezinssituatie laten het betalen van die boete namelijk evenmin toe.
Wet: art. 67a AWR
Besluit: par. 21, derde lid BBBB
Geef een reactie