De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden. Het hof bepaalde dat een dga verkapte winstuitdelingen had genoten vanwege onzakelijke leningen. Door een hoge rekening-courantschuld van de dga aan de bv viel ook de pensioenvoorziening in eigen beheer vrij.
Een dga had een pensioen opgebouwd bij een bv waarvan zij indirect aandeelhouder was. De holding van de dga verstrekte ook verschillende leningen aan haar zoon of de bv van haar zoon. De holding had ook een vordering van € 348.985 in rekening-courant (rc) op de dga. Na een boekenonderzoek legde de inspecteur navorderingsaanslagen over de jaren 2012 tot en met 2014. De dga was het niet eens met die navorderingsaanslagen.
Het geschil bij het hof
In hoger beroep was bij Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2021:6062) in geschil of in 2012 en 2013 sprake was uitdelingen en of in 2012 een belaste vrijval van het pensioen had plaatsgevonden.
Leningen aan zoon dga waren onzakelijk
Het hof was van oordeel dat van meet af aan vaststond dat de zoon de door de dga verstrekte leningen in 2012 en 2013 niet kon of zou aflossen. Reden was dat betalingscapaciteit bij de zoon ontbrak. De holding van de dga en de dga waren zich bewust dat de zoon de leningen niet zou kunnen terugbetalen. De verstrekte leningen aan de zoon zijn terecht als verkapte winstuitdeling in aanmerking genomen.
Pensioen was feitelijk voorwerp tot zekerheid gemaakt
Een pensioenaanspraak die formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid wordt, is loon uit vroegere dienstbetrekking voor de pensioengerechtigde dga. Deze situatie heeft zich hier in 2012 voorgedaan. Door het faillissement van de dochtervennootschap van de holding had de dga geen inkomen meer, ook haar vermogen was te weinig om als verhaal te dienen. De dga was niet in staat om haar rekening-courantschuld aan haar holding af te lossen. De dga kon niet aantonen dat zij zonder verrekening van de pensioenuitkering aan haar aflossingsverplichting kon voldoen. Het bedrag van de pensioenvoorziening van € 255.133 is terecht bij de dga als inkomen in aanmerking genomen.
Ontstaan rc zakelijk daarom geen onttrekking
De inspecteur wilde ook nog het restant van de rc-schuld van € 93.852 (€ 348.985 verminderd met € 255.133) van de dga aan de holding als uitdeling in aanmerking nemen. Daar was het hof het niet mee eens. Op het moment dat de rc-vordering van de holding ontstond, was sprake van een zakelijke rc-verhouding. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat het karakter van die rc-verhouding later is veranderd. Bij het ontstaan van de rc-vordering van de holding op de dga en ook naderhand was geen sprake van een onttrekking.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof bevestigd zonder nader te motiveren.
Wet: art. 19b Wet LB (tekst 2016) en art. 3.81 Wet IB
Bron: Hoge Raad 1 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:489, 21/03268
Masterclass (excessief) lenen van en aan de BV
Heeft uw client veel geleend van zijn/haar vennootschap? Dan is het zaak om als adviseur tijdig aan de bel te trekken en actief te onderzoeken wat u kunt doen om te voorkomen dat uw client straks aanmerkelijkbelangheffing moet betalen over de excessieve schulden aan zijn/haar vennootschap.
Geef een reactie