Voldoet iemand niet aan de inschrijvingseis omdat hij in afwachting van de oplevering van zijn nieuwe woning bij schoonfamilie verblijft? Dan meent Rechtbank Den Haag dat die persoon toch recht kan hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Om recht te hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack), moet de belastingplichtige voldoen aan verschillende voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat in het kalenderjaar een kind staat ingeschreven in de basisregistratie personen op hetzelfde adres als de belastingplichtige. Deze situatie moet gedurende minimaal zes maanden van toepassing zijn. Bovendien mag het kind aan het begin van het kalenderjaar nog geen twaalf jaar oud zijn. Deze voorwaarde staat bekend als de inschrijvingseis.
Tijdelijk wonen bij schoonfamilie
In een zaak voor de rechtbank had een echtpaar twee kinderen die in 2018 nog geen twaalf jaar oud waren. De echtgenoot had een lager arbeidsinkomen dan zijn echtgenote. Het gezin stond vanaf 28 mei 2018 tot 17 december 2018 niet ingeschreven op een woonadres. De echtgenoten hadden namelijk hun woning verkocht. In afwachting van de oplevering van een nieuwbouwwoning woonde het gezin bij de zussen en ouders van de vrouw. Strikt genomen voldeed de man doordoor niet aan de inschrijvingseis. Maar hij voldeed wel aan de overige voorwaarden voor de iack. De man meende recht te hebben op de iack. Toen de Belastingdienst hem deze heffingskorting weigerde, ging de man in beroep.
Inschrijvingseis is niet strenger dan huishoudenseis
De rechtbank gaat bij haar oordeel uit van het volgende. De iack is bedoeld voor het bevorderen van de arbeidsparticipatie van alleenstaande ouders en minstverdienende partners met een of meer kinderen tot twaalf jaar. Daarbij is de inschrijvingseis een criterium om te bepalen of de belastingplichtige de zorg heeft over het desbetreffende kind. Oorspronkelijk was de eis dat het kind tot hetzelfde huishouden behoorde. Alleen om een en ander te vereenvoudigen is de eis van tot het huishouden behoren veranderd in de inschrijvingseis. Daarmee wilde de wetgever niet strenger zijn. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat het aannemelijk is dat de man en zijn gezinsleden één huishouden vormden. Bovendien zit de man slechts drie weken af van het voldoen aan de inschrijvingseis. Onder deze omstandigheden kan het niet de bedoeling van de wetgever zijn om de man uit te sluiten van de iack. De man heeft daarom recht op deze heffingskorting.
Wet: art. 8.14a, eerste lid, onderdeel b Wet IB 2001
Bron: Rechtbank Den Haag 29 maart 2022 (gepubliceerd 13 april 2022), ECLI:NL:RBDHA:2022:3126, AWB 21/2165
Geef een reactie