Blijkt uit een managementovereenkomst dat een overdracht van het volledige bestuur van een lichaam heeft plaatsgevonden? Dit kan een verbreking van de organisatorische verwevenheid van twee btw-ondernemers als gevolg hebben. En daarmee het niet voldoen aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid omzetbelasting.
Op 19 november 2007 vond de oprichting van een bv plaats, die een joint-venture was tussen een stichting en een holding. De stichting hield 50,6% van de aandelen in de bv. Deze stichting exploiteerde een zorginstelling met huizen en dagverblijven voor gehandicapten en psychiatrische patiënten. Haar prestaties waren voornamelijk vrijgesteld van btw. De holding had een belang van 49,4% in de bv. Daarnaast hield de holding alle aandelen in een werkvennootschap. Deze vennootschap was werkzaam als schoonmaakbedrijf en gespecialiseerd in het reinigen van gebouwen. De werkzaamheden van de werkvennootschap waren btw-belast. De stichting was haar enige afnemer. Begin oktober 2012 richtte de bv een dochtervennootschap op om daar de niet-schoonmaakwerkzaamheden naartoe te verplaatsen. Tussen de bv en de Belastingdienst ontstond een geschil of tussen de stichting, de bv en haar dochtervennootschap een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting bestond.
Economische en financiële verwevenheid
De partijen zijn het erover eens dat sprake is van economische verwevenheid. Daarom is de vraag of sprake is van financiële en organisatorische verwevenheid. Hof Amsterdam bevestigt dat sprake is van financiële verwevenheid. Het bezit van 50,6% van de aandelen met het daarbij behorende stemrecht volstaat daarvoor. Dat voor een beperkt aantal besluiten een gekwalificeerde meerderheid van de algemene vergadering van aandeelhouders nodig is, doet daaraan niets af.
Geen organisatorische verwevenheid
Bij het beantwoorden van de vraag of sprake is van organisatorische verwevenheid, hecht het hof niet alleen waarde aan de informatie die relevant was ten tijde van de aanvraag. Ook later opgekomen informatie kan van belang zijn. Zo is naderhand een managementovereenkomst gesloten tussen een andere dochtervennootschap van de holding en de bv. Na het sluiten van deze managementovereenkomst bleek dat het hele bestuur was overgedragen aan die andere dochter. Daardoor is geen sprake (meer) van organisatorische verwevenheid. De bv maakt niet aannemelijk dat zij de fiscus hierover tijdig heeft ingelicht. Daarom kan de bv geen vertrouwen ontlenen aan eerder afgegeven beschikkingen. Het hof oordeelt dat hier geen sprake is van een FE omzetbelasting.
Wet: art. 7, vierde lid en 11, eerste lid, onderdeel c Wet OB 1968
Geef een reactie