Staatssecretaris Van Rij geeft antwoord op vragen over het BNC-fiche Tegengaan misbruik Doorstroomvennootschappen.
Volgens het kabinet kan het voorstel in de huidige vorm voor de uitvoering zeer uitdagend en complexiteit verhogend zijn. Dit heeft te maken met de uitwisseling van informatie die in veel gevallen binnen een kort tijdsbestek moet plaatsvinden. Het moment van de uitwisseling is afhankelijk van de doorlooptijd van het bestaande proces van de aangifte vennootschapsbelasting. Die afhankelijkheid maakt dat de gestelde termijn voor informatie-uitwisseling van 30 dagen na ontvangst van de aangifte niet gegarandeerd kan worden.
Commissie doorstroomvennootschappen
De Commissie Doorstroomvennootschappen heeft onderzoek gedaan naar doorstroomactiviteiten in Nederland. Daarbij heeft de Commissie Doorstroomvennootschappen onder meer geadviseerd dat het door de Europese Commissie op dat moment reeds aangekondigde richtlijnvoorstel inzake de bestrijding van belastingontwijking door substance-arme vennootschappen (“shell entiteiten”) een basis kan bieden voor gerichte informatie-uitwisseling tussen de lidstaten over doorstroomactiviteiten. Daarnaast heeft de Commissie Doorstroomvennootschappen geadviseerd in te zetten op een aanscherping van de Moeder-dochterrichtlijn en de Interest- en royaltyrichtlijn, waarbij een aanscherping onder meer gericht zou kunnen zijn op het ontnemen van bepaalde richtlijnvoordelen in doorstroomsituaties. Dit richtlijnvoorstel ondervangt bovenstaande aspecten grotendeels en is daarom in lijn met de adviezen van de Commissie Doorstroomvennootschappen. Van Rij zal later dit voorjaar de Kamer nader informeren over de manier waarop het kabinet wil omgaan met de aanbevelingen van de Commissie Doorstroomvennootschappen en hoe deze aanbevelingen op de voorgestelde richtlijn aansluiten.
Aangifte vennootschapsbelasting
Op basis van het richtlijnvoorstel dient een belastingplichtige die voldoet aan de zogeheten gateway-criteria in de aangifte vennootschapsbelasting te verklaren of wordt voldaan aan de minimum substance-criteria. Hierbij zal de Belastingdienst naar verwachting risicogericht toezicht houden. Indien niet voldaan wordt aan de substance-criteria kan een belastingplichtige gebruik maken van de tegenbewijsregeling. Ingeval belastingplichtige daar niet in slaagt, kan ingevolge het richtlijnvoorstel geen woonplaatsverklaring worden afgegeven of dient een geclausuleerde woonplaatsverklaring te worden afgegeven. Het voorstel heeft hierdoor ingrijpende gevolgen voor het proces van de afgifte van woonplaatsverklaringen aangezien – in tegenstelling tot het huidige proces – een woonplaatsverklaring alleen nog achteraf op basis van informatie in of bij de aangifte lijkt te kunnen worden afgegeven. Tijdens de behandeling van het richtlijnvoorstel zal Nederland hiervoor aandacht vragen.
Geef een reactie