Betaalt een buitenlandse EU-belastingplichtige met Nederlands inkomen door regels ter voorkoming van dubbele belasting geen belasting in zijn woonstaat? Dan is het mogelijk dat Nederland een deel van het negatieve inkomen uit de buitenlandse eigen woning in aftrek moet toestaan.
Een gepensioneerde man woonde samen met zijn echtgenote in Frankrijk. De man genoot in 2015 inkomsten uit Nederland. Daarbij ging het om een AOW-uitkering van € 9.801 en een pensioen van € 13.054 van Stichting Pensioenfonds ABP. Zijn echtgenote ontving uit Nederland een AOW-uitkering van € 9.605. Daarnaast genoot zij een pensioenuitkering van € 2.985 die was belast in Frankrijk. Hoewel de man geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige (kbb) was, trok hij wel de negatieve inkomsten uit zijn eigen woning en Frankrijk af. Hij deed daarbij een beroep op het Schumacker-arrest. Volgens de man had hij in 2015 geen inkomstenbelasting in Frankrijk betaald. Frankrijk mocht namelijk alleen heffen over zijn AOW-uitkering en zijn Franse belastingvrije som (‘le seuil d’imposition’) bedroeg € 27.240. Maar de Belastingdienst stond de aftrek van de negatieve inkomsten uit eigen woning niet toe. De man kreeg daarom een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd.
Geen aftrek op grond van Nederlands recht
Wanneer de man beroep aantekent tegen de naheffingsaanslag, stelt Hof Den Bosch vast dat de man op grond van de Nederlandse wet- en regelgeving geen kbb is. Om kbb te zijn moet namelijk zijn wereldinkomen voor 90% zijn belast in Nederland. De man voldoet niet aan die voorwaarde. Op grond van een uitbreiding van het begrip kbb zou hij ook een kbb zijn als hij aannemelijk kan maken dat hij vanwege de geringe hoogte van zijn inkomen in Frankrijk geen inkomstenbelasting is verschuldigd. Men voldoet echter niet aan deze voorwaarde als door de werking van de regels ter voorkoming van dubbele belasting feitelijk geen inkomstenbelasting is verschuldigd in het woonland.
Berekening aftrek negatief inkomen uit eigen woning
De volgende vraag is of de Nederlandse wetgever met de voorwaarden voor de kbb het Unierecht correct heeft geïmplementeerd. Het hof oordeelt dat dit niet het geval is. Daarbij wijst het hof erop dat de man en zijn echtgenote in Frankrijk geen belasting zijn verschuldigd. Hun in Frankrijk belastbare inkomen is onvoldoende om alle in Frankrijk geldende tegemoetkomingen die verband houden met de persoonlijke en gezinssituatie in aanmerking te nemen. Daarom moet Nederland als werkstaat voor een deel de Nederlandse tegemoetkomingen bieden. Het hof berekent dit aandeel door het belast gezinsinkomen in de werklidstaat te delen door het wereldinkomen. In dit geval is dat aandeel dus € 13.054 / (€ 9.801 + € 13.054 + € 9.605 + € 2.985) x 100% = 36,8%.
Bijlage met de lijn van het hof
Overigens merkt het hof op dat het Schumacker-arrest vele vragen oproept. Het hof heeft geprobeerd deze vragen te benoemen en een lijn uit te zetten waartegen de vragen zijn te beantwoorden. Bij zijn uitspraak heeft het hof een bijlage opgenomen waarin het de relevante rechtspraak en opgekomen vragen uiteenzet. In deze bijlage geeft het hof ook meer uitleg over zijn keuzes, antwoorden en de stappen die het heeft genomen.
Wet: art. 7.8, zesde lid Wet IB 2001
Besluit: art. 21bis Uitv besl IB 2001
Geef een reactie