Een kind dat door zijn biologische vader niet is erkend, heeft bij het overlijden van die biologische vader wel recht op kindvrijstelling en het lage tarief erfbelasting.
Een man (hierna: de zoon) was niet door zijn biologische vader als kind erkend, maar er was wel sprake van ‘family life’. De moeder van de man had een relatie gekregen met een andere man. Die andere man had de zoon in 2001 wel erkend als eigen kind. In 2017 overleed de biologische vader van de zoon. Op de verkrijging van € 503.932 had de Belastingdienst het hoge tarief (30%-40%) erfbelasting en vrijstelling voor derden toegepast. De zoon is het hier niet mee eens en wil de kindvrijstelling en het lage tarief (10-20%) voor de verkrijging hebben. De Belastingdienst heeft het bezwaar van de zoon afgewezen en ook in beroep bij de rechtbank heeft de zoon nul op het rekest gehaald.
Civielrechtelijke definities bloedverwant en familierechtelijke betrekking
Vaststaat dat er in civielrechtelijke zin geen familierechtelijke relatie bestaat tussen de biologische vader en de zoon. Volgens het Burgerlijk Wetboek is de biologische vader niet de juridische vader van de zoon. Het begrip ‘kind’ kent voor toepassing van de belastingwet echter een eigen definitie. In de fiscale wettekst is niet aangesloten bij de ‘familierechtelijke betrekking’, maar bij het begrip ‘bloedverwant’. Volgens het Burgerlijk Wetboek wordt de graad van bloedverwantschap bepaald door het getal der geboorten, die de bloedverwantschap hebben veroorzaakt. Een biologisch kind is een bloedverwant in de eerste graad van zijn biologische ouder.
Eigen begrip afstammeling voor fiscale wetgeving
Het hof oordeelt dat het begrip ‘afstammeling’ niet in de belastingwet is gedefinieerd. Volgens het hof hoeft geen sprake te zijn van een juridische, familierechtelijke betrekking. Voor zijn oordeel verwijst het hof ook naar het arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BO0407). In dat arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat volgens spraakgebruik onder het begrip ‘afstammelingen’ slechts bloedverwanten in rechte neergaande lijn kunnen worden begrepen. Het hof concludeert dat de zoon voor de erfbelasting als kind van de biologische vader heeft te gelden. Hij kan daarom het lage tarief erfbelasting en de kindvrijstelling toepassen.
Wet: art. 2 lid 3 AWR, art. 24 en art. 32 SW 1956
Geef een reactie