Als een dga van zijn bv een pand koopt tegen een veel te lage waarde, zullen de aangiftes overdrachtsbelasting, vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting niet kloppen. Op zulke belastingfraude kan gevangenisstraf staan.
Twee broers hielden ieder 50% van de aandelen in een bv met onder andere vastgoed. De bv verkocht op 3 maart 2011 aan deze broers twee panden voor een totaalbedrag van € 8.450.000. Toen de inspecteur onderzoek deed naar deze transactie, kreeg hij het vermoeden dat de verkoopprijs op een te laag bedrag was gesteld. De werkelijk waarde zou zo’n € 11,5 miljoen zijn. Door te werken met een lagere waarde was te weinig overdrachtsbelasting betaald. Ook had de bv te weinig winst opgegeven en de broers hadden geen verkapt dividend opgegeven. De Belastingdienst had dus ook te weinig vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting ontvangen. Het Openbaar Ministerie (OM) meent dat minstens een broer dit bewust heeft gedaan. Hij heeft namelijk de hulp van taxateurs ingeschakeld, maar deze taxateurs bepaalde informatie onthouden. Zo heeft hij niets verteld over de onderhandelingen rond de verhuur van de panden aan een winkelketen.
Hoge huur te verwachten
Het OM voert aan dat de bv mocht verwachten dat zij de panden gedurende tien jaar zou kunnen verhuren voor € 875.000 per jaar. Ook uit e-mails met de bank blijkt dat de verdachte na een renovatie van de panden rekening hield met een meerwaarde van € 9 miljoen. De werkelijke waarde van de panden zou dus ongeveer € 17 miljoen bedragen. Het OM houdt het uit voorzichtigheid overigens op een waarde van € 11,5 miljoen. Rechtbank Amsterdam vindt dat het OM de schuld van de verdachte voldoende heeft bewezen. Hoewel het OM twaalf maanden gevangenisstraf vordert, pakt de straf lager uit. De rechtbank veroordeelt de man tot zes maanden gevangenisstraf en een taakstraf van 240 uur. Daarbij speelt een rol dat de fraude meer dan tien jaar geleden heeft plaatsgevonden en de man sindsdien geen fraude heeft gepleegd. Ook is de redelijke termijn overschreden.
Wet: art. 69 AWR en art. 47 en 57 WvSr
Bron: Rechtbank Amsterdam 9 juni 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3146, 13-845165-15
Geef een reactie