De A-G vindt het voor de vraag of de werkzaamheden van maaltijdbezorgers in dienstbetrekking zijn uitgeoefend van belang dat het werk organisatorisch is ingebed in de onderneming van de werkverschaffer.
Deliveroo koppelt via een platform onafhankelijke restaurants via een bestel- en betaalsysteem aan klanten. Die kunnen bij Deliveroo online maaltijden bestellen en de bezorgers van Deliveroo brengen die maaltijden bij de klanten thuis. Aanvankelijk waren de bezorgers bij Deliveroo in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst, een min-max oproepcontract. Per februari 2018 heeft Deliveroo besloten de arbeidsovereenkomsten met de bezorgers niet meer te verlengen. Vanaf juli 2018 werken de bezorgers alleen nog op basis van een opdrachtovereenkomst. De bezorger moest zich als ondernemer inschrijven in het handelsregister van de KvK. Hij moest ook een btw-nummer hebben. De bezorger kreeg per bestelling een vast bedrag per bezorging. Zowel de Kantonrechter Amsterdam als het Hof Amsterdam hebben geoordeeld dat de rechtsverhouding tussen Deliveroo en de bezorgers is aan te merken als een arbeidsovereenkomst.
Het cassatieberoep
In cassatie bij de Hoge Raad is in geschil of de rechtsverhouding tussen Deliveroo en de bezorgers is te beschouwen als een dienstbetrekking.
Contractsbepalingen van ondergeschikt belang
De A-G is van oordeel dat de contractsbepaling dat de maaltijdbezorger vrij is om zich te laten vervangen niet aan het aanmerken van de overeenkomst tussen Deliveroo en de bezorgers als arbeidsovereenkomst in de weg staat. Evenmin de vrijheid van de bezorger om te werken wanneer hij of zij dat wil.
Invulling van het gezagscriterium
Het gaat bij de vraag of er een dienstbetrekking is vooral om de invulling van het criterium ‘in dienst van de andere partij’ (het gezagscriterium). Volgens de A-G is het bij de invulling van dit criterium belangrijk of het werk organisatorisch is ingebed in de onderneming van de werkverschaffer (Deliveroo). Daarvan zal al snel sprake zijn als de werkzaamheden een wezenlijk onderdeel zijn van de bedrijfsvoering van de opdrachtgever. Alleen als de opdrachtnemer zelfstandig ondernemer is, is geen sprake van organisatorische inbedding van het werk in de onderneming van de opdrachtgever. Het één sluit het ander uit. Bij vaststelling of het werk organisatorisch is ingebed in de onderneming van de opdrachtgever gaat het vooral om de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden. Dat is ook in overeenstemming met de rechtspraak van het HvJ.
Bron: Parket bij de Hoge Raad 17 juni 2022, ECLI:NL:PHR:2022:578, 21/02090
Geef een reactie