A-G IJzerman adviseert de Hoge Raad te oordelen dat bij verhuur van een onderneming is voldaan aan het voortzettingsvereiste van de BOR-SW.
Op 24 december 2014 schonk een vader alle aandelen in een holding aan zijn zoon. De holding hield alle aandelen in een tussenvennootschap. Die vennootschap verhuurde een benzineservicestation aan een werkmaatschappij. De werkmaatschappij exploiteerde het benzineservicestation. In zijn aangifte schenkbelasting verzocht de zoon om toepassing van bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). In oktober 2015 sloten de tussenvennootschap en de werkmaatschappij een huurovereenkomst met een derde. Die derde zette de exploitatie van het benzineservicestation voort. Na afloop van de huurperiode van vijf jaar, kocht de huurder het benzineservicestation van de tussenvennootschap. De inspecteur legde een navorderingsaanslag schenkbelasting op. Hij was van mening dat bij verhuur van de onderneming aan een derde binnen vijf jaar niet aan het voortzettingsvereiste van de BOR is voldaan. Volgens de inspecteur moet de verkregen materiële onderneming als zodanig worden voortgezet.
Oordelen rechtbank en hof
Rechtbank en hof zijn het niet met de inspecteur eens. Volgens het hof hanteert de BOR wat betreft het voortzettingsvereiste in beginsel het stakings- en vervreemdingsbegrip uit de Wet IB. En voor de inkomstenbelasting leidt de verhuur van een aanvankelijk zelf gedreven onderneming niet tot een staking of een overdracht van die onderneming.
Conclusie A-G IJzerman
De staatssecretaris is in cassatie gegaan tegen het oordeel van het hof. A-G IJzerman heeft een conclusie uitgebracht. De A-G stelt vast dat partijen het eens zijn dat de verhuur van de onderneming voor de inkomstenbelasting kwalificeert als voortgezet ondernemerschap. Verhuur van de onderneming leidt daarom niet tot staking van de onderneming. De A-G is van mening dat het voortzettingsvereiste voor de inkomstenbelasting ook geldt voor de BOR. Tenzij anders is voorzien gezien de specifieke aard van de BOR. Volgens de A-G is het doel van de BOR het voorkomen dat de schenkbelasting of erfbelasting een bedreiging vormen voor reële bedrijfsoverdrachten. Daarom past het niet om aan verhuur van een onderneming voor de BOR zwaardere fiscale consequenties te verbinden dan er binnen de inkomstenbelasting zouden zijn, zoals het terugnemen van de BOR.
Wet: art. 35b SW
Bron: Parket bij de Hoge Raad 30 mei 2022 (gepubliceerd 17 juni 2022), ECLI:NL:PHR:2022:523, 21/03796
PE-Pitstop Optimaliseren bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)
De cursus is geen (basis)cursus over de theorie van de BOR, maar meer een verfijnde vertaling hiervan naar de ‘echte praktijk’. Enige basiskennis over de BOR is daarom wenselijk. Na het volgen van de Pitstop weet u wanneer de BOR van toepassing is, hoe deze toepassing fiscaal geoptimaliseerd kan worden en welke civielrechtelijke aspecten hierbij van belang zijn.
Geef een reactie