In bepaalde branches is de omzet mede van belang voor het toetsen of werkzaamheden zo zijn ingekrompen dat een beperking van verliesverrekening aan de orde is. Zo luidt althans het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Een bv die in paarden handelde, was opgericht op 30 december 2005. Zij leed in de jaren 2006 tot en met 2012 telkens verliezen. Uiteindelijk ging het om een totaalbedrag van € 2.659.627 aan verrekenbare verliezen. Op 28 november 2013 kocht een holding alle aandelen in de bv. Deze holding bezat alle aandelen een vennootschap die paarden hield, fokte en verhandelde. De enige bezitting die de holding overnam, was de voorraad paarden. Deze paarden verkocht de bv eind 2014 terug aan haar oude aandeelhouder. Na de overname bestonden de bedrijfsactiviteiten van de bv uit het fokken, verhandelen, zadelmak maken en trainen van paarden. De Belastingdienst meende dat de verliezen die de bv had geleden vóór de belangenwijziging niet meer waren te verrekenen met winsten die zij na deze belangenwijziging zou behalen. Maar de bv meende dat de bepaling met betrekking tot de beperking van de verliesverrekening niet van toepassing was.
Voorwaarden niet-beperking verliesverrekening
Het geschil belandde voor de rechtbank. De belangenwijziging staat niet ter discussie. In beginsel is dus de beperking van de verliesverrekening van toepassing. Deze bepaling blijft echter onder voorwaarden buiten toepassing met betrekking tot een verlies dat is geleden in een jaar waarin het belastingplichtige lichaam voldoet aan de non-beleggingstoets. Aan de non-beleggingstoets is voldaan als de bezittingen van het lichaam gedurende negen maanden of langer niet bestaan voor meer dan de helft uit beleggingen. Daarnaast moet het lichaam voldoen aan:
- de inkrimpingstoets. Deze toets houdt in dat vlak vóór de belangenwijziging de gezamenlijke omvang van de werkzaamheden van het lichaam niet is afgenomen tot minder dan 30% van de gezamenlijke omvang van de werkzaamheden bij het begin van het oudste jaar; en
- de voornemenstoets. Dat betekent dat op het moment van de belangenwijziging niet het voornemen bestond om de gezamenlijke omvang van de werkzaamheden die op dat moment aanwezig waren binnen drie jaar alsnog te laten afnemen tot minder dan 30% van de gezamenlijk omvang van de werkzaamheden bij het begin van het oudste jaar.
Niet voldaan aan inkrimpingstoets
De balanspost ‘voorraad paarden’ begin 2006 bedroeg € 697.500. De rechtbank is het echter met de fiscus eens dat bij de paardenhandel de boekwaarde van de voorraad niet alles zegt over de omvang van de werkzaamheden. Daarom houdt de rechtbank ook rekening met de omzet. De bv had in 2006 een omzet van € 276.784 behaald. De rechtbank constateert dat de voorraad paarden vlak vóór de belangenwijziging een boekwaarde had van € 308.000. Dat is maar een inkrimping van 44,16%. De omzet over 2013 is echter € 19.788; een inkrimping tot 7,15%. De rechtbank kent evenveel gewicht toe aan de inkrimping van de voorraad als aan de inkrimping van de omzet. De gewogen inkrimping is dus tot (44,16% + 7,15%) / 2 = 25,655%. Daarmee voldoet de bv niet aan de inkrimpingstoets.
Handel in andere paarden
Voldoet een lichaam niet aan de inkrimpings- of voornemenstoets, maar wel aan de non-beleggingstoets? Dan is voorwaartse verliesverrekening nog steeds mogelijk voor zover de later behaalde winsten zijn toe te rekenen aan werkzaamheden die al vóór de belangenwijziging aanwezig waren. Dit kan de bv echter niet baten, omdat zij na de belangenwijziging niet heeft gehandeld in de oude voorraad paarden, maar in paarden van de andere vennootschap.
Geef een reactie