Maakt de inspecteur aannemelijk dat een ondernemer inkomen heeft verzwegen? Dan kan hij pas btw naheffen als ook aannemelijk is dat het verzwegen inkomen behaald is met een btw-belaste activiteit.
Een man stond van 21 januari 2013 tot medio 2015 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK) als ondernemer met een eenmanszaak. Volgens het uittreksel van het Handelsregister bestonden de activiteiten van de eenmanszaak uit de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. De man gaf in zijn aangifte IB/PVV 2015 een inkomen uit werk en woning op van nihil. Zijn partner had een box 1-inkomen opgegeven van € 49.787. De man had in zijn aangiftes omzetbelasting over de jaren 2013, 2014 en 2015 wel voorbelasting afgetrokken, maar geen btw afgedragen. Toen de inspecteur bij de man een boekenonderzoek hield, ontdekte hij dat de man in verschillende jaren duizenden euro’s in contanten had gestort op privérekeningen. Zo bedroeg het totaal aan deze stortingen in 2015 € 37.495. Aan de hand van kengetallen van het Nibud stelde de inspecteur vast dat de man omzet moest hebben verzwegen.
Inconsistente stellingen over gokresultaten
De Belastingdienst bracht daarom correcties aan in de aangifte IB/PVV 2015 en de aangiftes omzetbelasting over 2012 – 2015. Ook kreeg de man naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Daarop begon hij een beroepsprocedure. Hij verklaart voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat hij zijn hoge uitgaven heeft gefinancierd met bankleningen, afgestorte casinowinsten en gokken onder vrienden. Maar hij is niet consistent over de bedragen die hij heeft gewonnen. In zijn beroepschrift stelt hij namelijk dat hij grote bedragen heeft verloren. De rechtbank is niet overtuigd en meent dat de man geen correcte aangifte heeft ingediend. Daardoor is sprake van een omkering van de bewijslast. Omdat de schatting van de inspecteur niet onredelijk is, laat de rechtbank zijn correctie in stand.
Onbekende bron van inkomsten
De Belastingdienst bewijst echter niet dat de onbekende bron waaruit de verwegen inkomsten zijn genoten bestaat uit btw-belaste activiteiten. De rechtbank gelooft de stelling van de man dat zijn autohandel niet van de grond is gekomen. De verzwegen inkomsten zijn dus niet afkomstig uit de autohandel. Omdat de onbekende bron een btw-vrijgestelde activiteit zou kunnen zijn, vernietigt de rechtbank de naheffingsaanslagen omzetbelasting.
Wet: art. 20 en 25, derde lid AWR en art. 11 Wet OB 1968
Geef een reactie