Het Wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens is ingediend bij de Tweede Kamer. Om pensioenuitvoerders de benodigde voorbereidingstijd te geven en deelnemers tijdig te kunnen informeren, wordt voorgesteld om het onderdeel bedrag ineens, inclusief de herziening, op 1 juli 2023 in werking te laten treden.
Op grond van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen hebben alle deelnemers de keuze tussen opname van een bedrag ineens (1) op de pensioeningangsdatum of (2) in februari volgend op het jaar waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt (‘uitgesteld uitbetalingsmoment’).
De pensioenuitvoerders hebben echter aangegeven dat het uitgestelde uitbetalingsmoment voor hen ‘een disproportionele complexiteit creëert ten aanzien van de administratie, communicatie en keuzebegeleiding’. Overleg met de (vertegenwoordigers van) pensioenuitvoerders heeft geleid tot een voorstel voor aanpassingen van het uitgestelde uitbetalingsmoment.
De voorstelde aanpassingen hebben betrekking op twee aspecten: (1) de doelgroep die in aanmerking kan komen voor de mogelijkheid om de betaling uit te stellen binnen de randvoorwaarden van de gelijkebehandelingswetgeving en de uitvoerbaarheid van de regeling, en (2) praktische aanpassingen in de uitkeringsstroom (de wijze waarop het pensioen over de tijd wordt verdeeld).
De voorgestelde aanpassingen gelden ook ten aanzien van een zogenoemd bevroren pensioen in eigen beheer, het nettopensioen en oudedagsvoorzieningen die zijn opgebouwd in de derde pijler.
De voorgestelde aanpassing van de indexatiebepaling van de drempelvrijstelling die geldt voor een regeling voor vervroegde uittreding betreft een technische aanpassing. Deze aanpassing werkt terug tot 1 januari 2021, de datum van inwerkingtreding van de drempelvrijstelling.
Geef een reactie