Het verzamelbesluit met het beleid over de herinvesteringsreserve (HIR) voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting is geactualiseerd.
De volgende onderdelen zijn aangepast, verduidelijkt of nieuw toegevoegd:
- Onderdeel 2.2: Aangepast naar aanleiding van jurisprudentie over de HIR bij onttrekking (HR 16 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2080).
- Onderdeel 2.5: Aangepast om te verduidelijken dat de HIR bij gedeeltelijke staking behoort tot het vermogen van het niet gestaakte deel van de onderneming waarin wordt geherinvesteerd.
- Onderdelen 2.5 en 3.2: Aangepast door de verwijzingen naar het melkquotum te schrappen, omdat dit per 1 april 2015 is afgeschaft.
- Onderdeel 2.8: Aangepast om te verduidelijken hoe de boekwaarde van een beschadigd bedrijfsmiddel na herstel wordt bepaald en om een nieuw standpunt over nabetaling op te nemen.
- Onderdeel 2.10: Nieuw toegevoegd met een standpunt over het opwaarderen van een bedrijfsmiddel na een eerdere afwaardering naar lagere bedrijfswaarde.
- Onderdeel 3.8: Nieuw toegevoegd met een standpunt over afboeking van een HIR.
- Onderdeel 6.3.1: Aangepast om te verduidelijken dat er ook sprake kan zijn van een vervreemding als gevolg van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel b, Wet Inkomstenbelasting 2001, als het besluit, daaronder begrepen een regeling, van een publiekrechtelijke rechtspersoon wordt uitgevoerd door een andere publiekrechtelijke rechtspersoon.
- Onderdeel 6.7: Verduidelijkt naar aanleiding van het nieuwe standpunt in onderdeel 3.8.
- Onderdeel 7.1: Verduidelijkt dat het bij een juridische afsplitsing van belang is dat het bedrijfsmiddel ter zake waarvan de HIR is gevormd, is vervreemd door de afsplitsende rechtspersoon.
Het besluit treedt in werking met ingang van 19 juli 2022.
Bron: Besluit van 13 juli 2022 nr. 2022-4487, Stcrt. 2022, 19071
Geef een reactie