Kan de uitkomst van een bezwaar- en beroepsprocedure gevolgen hebben voor de hoogte van een straf in een strafprocedure? Dan heeft de belanghebbende recht op een hogere schadevergoeding dan normaal bij een overschrijding van de redelijke termijn.
Rechtbank Noord-Nederland moest onder andere uitspraak doen op de vraag op welke proceskosten- en schadevergoeding een man recht had. Deze man had een bezwaar- en beroepsprocedure gevoerd tegen een naheffingsaanslag BPM van € 141.385. Deze aanslag had betrekking op 73 auto’s. In de bezwaarfase verlaagde de inspecteur de aanslag tot € 75.933. Uiteindelijk verlaagde de rechtbank de naheffingsaanslag tot € 66.802. De partijen waren het erover eens dat de wegingsfactor ‘zeer zwaar’ van toepassing was op deze beroepsprocedure. De rechtbank kent de man een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase toe van € 4.554. Bij het berekenen van de proceskostenvergoeding voor het bezwaar besluit de rechtbank echter af te wijken van het forfaitaire systeem. De gemachtigde van de man heeft namelijk gezien het aantal auto’s veel werkzaamheden moeten verrichten. Een forfaitaire vergoeding zou in dit geval niet passend zijn. De rechtbank stelt de bezwaarkostenvergoeding vast op € 2.500.
Vergoeding voor overschrijding redelijke termijn
Daarnaast heeft de man recht op een vergoeding van immateriële schade vanwege een overschrijding van de redelijke termijn. De man voert daarbij aan dat hij extra in spanning heeft gezeten omdat de hoogte van de naheffingsaanslag bijzondere gevolgen kon hebben. De man was namelijk ten laste gelegd dat hij valse koerslijsten had gebruikt bij het doen van BPM-aangifte. Bij een benadelingsbedrag van minder dan € 70.000 zou de strafrechter in principe geen celstraf opleggen. Maar bij een benadelingsbedrag van € 70.000 tot € 125.000 riskeerde de man vijf tot negen maanden gevangenisstraf. Bij een benadelingsbedrag tussen de € 125.000 en € 250.000 dreigde een gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden. De rechtbank is gevoelig voor de argumenten van de man en kent hem daarom een immateriële schadevergoeding toe van € 3.000.
Wet: art. 8:88, eerste lid, onderdeel c Awb
Besluit: onderdelen A1 en b1 Bijlage BPB
Geef een reactie