Rechtbank Oost-Brabant heeft geoordeeld dat een te laat verzoek om inkomensondersteuning op grond van de NOW-3 is te weigeren. Een beroep op een overmachtssituatie faalt als die situatie vóór 14 maart 2021 al voorbij was.
De zaak betrof een stichting die een veerdienst exploiteerde. Op 19 mei 2021 diende zij een aanvraag in voor inkomensondersteuning op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3), vierde tranche. De periode waarin men een aanvraag voor de vierde tranche van de NOW-3 kon indienen stond open van 15 februari 2021 tot en met 14 maart 2021. De stichting was dus te laat met haar aanvraag. Toch meende zij recht te hebben op de tegemoetkoming. Het mislopen van de inkomensondersteuning had namelijk grote financiële gevolgen. Bovendien voerde de stichting aan dat zij medio december 2020 in een overmachtssituatie was beland. Dat kwam doordat haar (financieel) administratrice arbeidsongeschikt werd en de directeur-bestuurder onverwachts overleed. Per 1 januari 2021 vond bovendien een wisseling van accountant plaats. Daardoor had ineens niemand binnen de stichting kennis over de financiën van de stichting. De interim-administrateur moest grote achterstanden wegwerken.
Overmacht geëindigd vóór sluitingsdatum
Toch wees de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de aanvraag van de stichting af. Volgens de rechtbank was dat terecht. De wetgever heeft nadrukkelijk bepaald dat de minister te laat ingediende aanvragen moet afwijzen. De NOW is een noodmaatregel met een grove werking zodat in korte tijd een grote hoeveelheid aanvragen geautomatiseerd is te verwerken. Levering van maatwerk is dan slechts in zeer beperkte mate mogelijk. Daarnaast beaamt de rechtbank dat de stichting in een overmachtssituatie is beland. Maar die situatie is niet blijven bestaan tot 14 maart 2021. Bovendien moet ook de interim-administrateur bekend zijn geweest met de voorwaarden van de NOW.
Geef een reactie