Ontdekken stiefkinderen dat hun stiefouder hen onterft? Dan kunnen zij de erfenis van hun eigen ouder alleen voor henzelf claimen als de wederzijdse aanwijzing van stiefkinderen in het testament als erfgenaam is opgenomen in het testament.
Een vrouw was in gemeenschap van goederen gehuwd met een man. Uit hun huwelijk waren drie dochters geboren. De vader had in zijn testament zijn nalatenschap verdeeld volgens de toenmalige ouderlijke boedelverdeling. Toen hij overleed, kregen zijn dochters onderbedelingsvorderingen op hun moeder waarover zij rente moest vergoeden. In 2010 ging de moeder een geregistreerd partnerschap aan met een man die al twee kinderen uit een eerder huwelijk had. De geregistreerde partners namen in hun testamenten de stiefkinderen op als erfgenamen naast hun eigen kinderen. Toen de vrouw overleed, aanvaarde haar partner haar nalatenschap zuiver, evenals zijn positie als executeur. De man en zijn stiefdochters stelden in onderling overleg hun geldvorderingen uit de nalatenschap van hun vader op de nalatenschap van hun moeder vast op € 17.500 per kind.
Vordering tot wijziging rechtsgevolgen testament
Door een vergissing van de notaris namen de stiefdochters kennis van een brief van 19 juli 2021 aan hun stiefvader. Bij deze brief was onder andere een ontwerptestament gevoegd. In dat ontwerptestament herriep de man zijn eerdere uiterste wilsbeschikkingen. Alleen zijn eigen zoon en dochter zouden zijn erfgenamen zijn. De stiefdochters begonnen daarop een civiele procedure. Zij vorderden onder meer een wijziging van de rechtsgevolgen van het testament van hun moeder. Door deze wijziging zouden hun stiefbroer en stiefzus geen rechten meer kunnen ontlenen aan het testament van de vrouw. De achterliggende gedachte was dat de vrouw haar stiefkinderen niet tot erfgenaam had benoemd als zij had geweten dat haar partner haar kinderen zou onterven.
Aanwijzing als erfgenaam was niet verondersteld
Rechtbank Gelderland wijst deze vordering af. De man ontkent zijn testament te hebben gewijzigd of dat van plan te zijn. De situatie die de stiefdochters vrezen is dus niet aan de orde. Maar nog afgezien daarvan is de vordering niet vatbaar voor toewijzing. Een uiterste wilsbeschikking is alleen met een beroep op dwaling te vernietigen als deze tot stand is gekomen op grond van een onjuiste veronderstelling. De erflater zou de beschikking dus niet hebben gemaakt als hij wist van de onjuistheid van die veronderstelling. Deze veronderstelling moet ook zijn opgenomen in de uiterste wilsbeschikking. De vrouw heeft echter in haar testament niet gesteld dat zij ervan uitging dat haar partner zijn testament niet zou wijzigen. Evenmin heeft zij in haar testament aangegeven dat zij haar stiefkinderen heeft aangewezen als erfgenamen omdat haar partner haar kinderen als erfgenamen heeft aangewezen.
Wet: art. 4:13 vierde lid en 4:43 tweede lid BW
Verdiepingscursus Vereffening van Nalatenschappen
De docent neemt de vereffening van A tot Z door en bespreekt veel voorkomende problemen én de oplossingen en allerlei tips en trucs. Deze cursus is geschikt voor eenieder die zich bezighoudt met (de afwikkeling van) nalatenschappen.
Geef een reactie