Hoe de zorg van een kind is verdeeld tussen co-ouders in de vakantieperiode, telt mee bij het toetsen of een co-ouder recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Een IB-ondernemer (of andere IB-plichtige persoon) kan onder voorwaarden de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) van maximaal € 2.534 (bedrag 2022) benutten. Een van de voorwaarden is dat gedurende minstens zes maanden een kind staat ingeschreven op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige in de basisregistratie personen. Dit kind mag aan het begin van het kalenderjaar nog geen twaalf jaar zijn. Dankzij een fictie is de IACK ook toe te passen als het kind staat ingeschreven bij de andere ouder. Maar deze fictie werkt alleen als het kind doorgaans minstens drie hele dagen per week in elk van beide huishoudens verblijft. De Hoge Raad heeft al bepaald dat de Belastingdienst deze driedagentoets niet te streng mag toepassen. Het gaat erom dat de co-ouders de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen in een duurzaam ritme. Zie ook NTFR 2020/731 en ‘Eerder heffingskorting bij co-ouderschap’.
Nog steeds gelijkelijke verdeling
Rechtbank Den Haag meent dat ook sprake kan zijn van een gelijkelijke verdeling van de zorg in een duurzaam ritme voor de vakantieperiode als een ander ritme is afgesproken dan het ritme voor buiten de schoolvakanties. In de desbetreffende zaak had een man met zijn ex-partner een verdeling afgesproken met een zeker ritme. Daarbij was de zorg (min of meer) gelijkelijk verdeeld tussen beide ouders. De rechtbank trekt daaruit de conclusie dat men de verblijfsduur van het kind bij de man in de schoolvakanties bij de beoordeling moet betrekken. Vervolgens constateert de rechtbank dat het kind gemiddeld drie dagen per week tot het huishouden van de man behoort. Daarmee voldoet hij aan de toets voor de fictie en heeft hij recht op de IACK.
Regeling: art. 44b Uitv reg IB 2001
Bron: Rechtbank Den Haag 18 juli 2022 (gepubliceerd 12 augustus 2022), ECLI:NL:RBDHA:2022:8030, 21/8110
Geef een reactie