Rechtbank Rotterdam heeft een WOB-verzoek met betrekking tot kennisgroepsstandpunten rond de fiscale eenheid omzetbelasting gegrond verklaard.
Het ministerie van Financiën kreeg op 10 april 2019 een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). De verzoekster vroeg om de handleidingen en intern beleid die de Belastingdienst in het tijdvak 2000 tot nu gebruikt voor de vraag of sprake is van een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting. Ook vroeg de verzoekster naar handleidingen en intern beleid over wanneer was voldaan aan de voorwaarden voor een FE OB tussen een maatschap en een (werk-)bv. De minister weigerde de volgende stukken af te geven, omdat zij inhoudelijk beleid weergaven:
- Kennisgroepstandpunt nummer 14-209-0024 inzake de fiscale eenheid omzetbelasting van 14 januari 2014 met het onderwerp ‘Financiële verwevenheid bij inbreng in maatschap van economisch eigendom aandelen in werkmaatschappij’;
- Kennisgroepstandpunt nummer 17-209-0018 inzake de fiscale eenheid omzetbelasting van 25 september 2018 met het onderwerp ‘FE financiële verwevenheid vof & stemovereenkomst’; en
- Handboek ‘Fiscale eenheid in de omzetbelasting’.
Recht op inzage handboek
De verzoekster stelde beroep in tegen de weigering van de minister om de documenten openbaar te maken. De minister stelt tijdens de procedure dat het bestaande beleid waarnaar het handboek verwijst al openbaar is. Maar de rechtbank vindt het niet zijn taak om een handboek van bijna 150 pagina’s te doorlopen op te controleren of deze stelling klopt. De rechtbank volgt evenmin het standpunt van de fiscus dat persoonlijke beleidsopvattingen vallen onder de reikwijdte van het WOB-verzoek. Het ligt niet voor de hand dat de verzoekster specifiek vraagt om persoonlijke beleidsopvattingen. Het is aan de fiscus om aan te geven welke onderdelen van de gevraagde informatie zulke opvattingen bevatten. Daarmee is het weigeren van het verstrekken van het handboek onvoldoende gemotiveerd. De verzoekster moet dit stuk alsnog krijgen.
Belang van kennisgroepsstandpunten
Verder stelt de minister dat de kennisgroepstandpunten worden opgesteld naar aanleiding van vragen in een individueel geval. De vragen die de kennisgroepen beantwoorden zien doorgaans op rechtsvragen die een voorlopig standpunt van de Belastingdienst bevatten. Pas nadat het kennisgroepstandpunt onderworpen is geweest aan een beleidstoets en formeel als beleid is vastgesteld, kan het beleid worden. Daarmee zijn de antwoorden op de rechtsvragen aan te merken als persoonlijke beleidsopvattingen, gedaan in het kader van intern beraad. De rechtbank oordeelt echter dat de kennisgroepstandpunten verder reiken dan een enkel concreet geval. Zij hebben materieel dezelfde waarde als formeel vastgesteld beleid. Namelijk een in beginsel vaste gedragslijn binnen de Belastingdienst totdat de fiscus dat formeel als beleid vaststelt of besluit het kennisgroepstandpunt niet over te nemen. Daarom zijn zij wel openbaar te maken. De rechtbank verklaart dan ook het beroep van de verzoekster gegrond.
Wet: art. 7, vierde lid Wet OB 1968 en art. 11 WOB (tekst 10 april 2019)
Geef een reactie