Als de inspecteur stelt dat de aanslagtermijn is verlengd vanwege verleend uitstel, moet hij deze bewering in beginsel kunnen staven met een kopie van het verzoek.
In zijn aangifte IB/PVV 2015 had een rozenkweker die zijn onderneming staakte geen boekwinst op cultuurgrond aangegeven. Op 8 oktober 2018 vroeg de Belastingdienst de man om een specificatie van de boekwinst die hij had behaald op zijn activa en van de buitengewone baten. Na ontvangst van deze specificatie en wat verder onderzoek neemt de inspecteur het standpunt in dat de rozenkweker een hogere boekwinst heeft genoten dan opgegeven. Ook meent de fiscus dat een stuk landbouwgrond al in 2014 is verkocht, zodat het box 3-vermogen in 2015 hoger is. Op 13 augustus 2019 kondigt de inspecteur zijn voornemen aan om van de aangifte af te wijken. Op 18 oktober 2019 stelt hij deze afwijkende aanslag vast. Volgens de man is deze aanslag echter buiten de driejaarstermijn en dus te laat opgelegd. Hij tekent dan ook beroep aan tegen deze aanslag.
Gemotiveerde betwisting aanvraag uitstel
De partijen zijn het erover eens dat de belastingschuld is ontstaan op 31 december 2015. In beginsel heeft de fiscus dan tot en met 31 december 2018 de tijd om de aanslag op te leggen. Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de Belastingdienst dat de rozenkweker uitstel voor het doen van aangifte heeft gevraagd en gekregen. Maar de man betwist gemotiveerd deze stelling. Daardoor verlangt de rechtbank dat de inspecteur (een kopie van) het uitstelverzoek en van de beslissing waarmee het uitstel is verleend in het geding brengt. Maar de inspecteur doet dat niet. Hij maakt evenmin op een andere manier aannemelijk dat de ondernemer uitstel heeft aangevraagd en gekregen. Daarom vernietigt de rechtbank de belastingaanslag omdat deze te laat is opgelegd.
Geef een reactie