Een samenstel van rechtshandelingen kan als gevolg hebben dat een vergoeding niet ziet op de levering van een goed, maar op het verstrekken van een lening. Dit kan het recht op aftrek van voorbelasting in de weg zitten.
Hof Amsterdam heeft uitspraak gedaan in een verwijzingszaak met betrekking tot het recht op aftrek van voorbelasting van een gemeente. Deze gemeente had met een woningcorporatie, een aannemer en een onderwijsstichting een raamovereenkomst opgesteld. Op grond van deze overeenkomst zou een schoolgebouw worden gebouwd. De Belastingdienst meende dat de levering van het schoolgebouw daarbij niet was verricht onder bezwarende titel. Daarom weigerde de inspecteur de btw-aftrek. Hof Den Haag (NTFR 2019/2252) was het daarmee eens. Het hof vond van belang dat de hoogte van de overeengekomen vergoeding mede was bepaald door een belastingvoordeel. In cassatie oordeelde de Hoge Raad dat deze omstandigheid een rechtstreeks verband tussen vergoeding en levering niet uitsluit. Zie ook NTFR 2021/2981 en ‘Invloed belastingvoordeel op vergoeding, toch btw-aftrek?’.
In wezen sprake van een lening
Het hof concludeert dat in deze zaak het samenstel van rechtshandelingen ertoe leidt dat de gemeente in wezen geen vergoeding voor de school heeft bedongen. De woningcorporatie heeft wel een bedrag van ongeveer € 975.000 geïnvesteerd. Maar dat vormt praktisch gezien een rentedragende lening met een looptijd van dertig jaar van de corporatie aan de gemeente. Na dertig jaar zal de gemeente de school terugkopen voor ongeveer € 975.000. Daarmee zal zij haar schuld aan de corporatie ineens en volledig aflossen. De economische activiteiten van de corporatie omvatten hier niet meer dan het gedurende dertig jaar verrichten van de vereiste onderhoudswerkzaamheden aan het schoolgebouw. Het hof oordeelt daarom dat de levering van het schoolgebouw niet heeft plaatsgevonden onder bezwarende titel. De levering vormt dus geen economische activiteit, zodat de gemeente geen recht op aftrek van voorbelasting heeft.
Wet: art. 1, onderdeel a, 3, eerste lid, onderdeel a en 8, tweede lid Wet OB 1968
Geef een reactie