Het is mogelijk dat een vergoeding voor uit een safeloket gestolen vermogen de inspecteur attendeert op de inhoud van het safeloket.
Een man huurde vanaf 24 februari 2011 een safeloket bij een bank in Nederland. In die safe lagen sieraden en contant geld. In 2018 vond bij de bank een inbraak plaats. Daarbij stalen de inbrekers de inhoud van de safe van de man. In 2019 ontving de man van de bank vergoedingen van € 110.953,38 voor het gestolen geld en € 23.180 voor de gestolen sieraden. De man gaf het vermogen in de safe niet op in zijn aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2015 tot en met 2018. Hij maakte evenmin melding van de ontvangen vergoeding in 2019. De Belastingdienst kwam daar naar aanleiding van informatieverstrekking door de bank toch achter. De inspecteur legde de man vervolgens navorderingsaanslagen en vergrijpboetes op. De man ging vervolgens daartegen in beroep.
Huurder van safe weet van de inhoud
Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelde de man dat hij uit onwetendheid het vermogen in het safeloket niet had vermeld in zijn aangiftes. Hij had aan zijn belastingadviseur niets gezegd over de inhoud van de safe. Hetzelfde gold voor de vergoeding die hij in 2019 had ontvangen. De rechtbank is echter niet overtuigd. De man wist immers wat hij in zijn kluis had liggen. Dat hij zijn adviseur niet had gevraagd of hij dat moest opgeven, was onachtzaam en onzorgvuldig. Bovendien had de bank bij het uitkeren van de vergoeding de man gewezen op zijn plicht om zijn gehele inkomen en vermogen op te geven. Door grove schuld van de man was te weinig belasting geheven. De vergrijpboetes waren dus terecht opgelegd.
Bank had informatie mogen verstrekken
De man stelde nog dat de bank geen informatie over hem had mogen doorgeven aan de Belastingdienst. Dit zou in strijd zijn met privacywet- en regelgeving. Maar de rechtbank wijst erop dat banken wettelijk verplicht zijn om informatie te geven die van belang kan zijn voor de belastingheffing. Deze verplichting vormt een uitzondering op de rechten en verplichtingen op grond van de privacyregelgeving. De klacht van de man kan hem dus niet baten.
Wet: art. 53, tweede lid en 67e AWR
Geef een reactie