De Hoge Raad oordeelt dat de Belastingdienst geen vergrijpboete kan opleggen als de inspecteur niet eerst de belastingplichtige heeft aangemaand. Dat geldt ook als de inspecteur de aanmaning verstuurt naar een adres waarvan hij weet dat de belastingplichtige daar (tijdelijk) niet woonachtig is, ook al is dat het adres volgens de BRP.
Een ondernemer hield zich bezig met de verhuur van personen- en bedrijfsauto’s. Ook exploiteerde de ondernemer een autowasstraat. Na een ingesteld boekenonderzoek heeft de inspecteur ambtshalve aanslagen en een vergrijpboete opgelegd. Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2021:592) heeft geoordeeld dat de ondernemer niet op de juiste manier is aangemaand. De inspecteur was ervan op de hoogte dat ten tijde van de verzending van de aanmaning, de ondernemer gedetineerd was. Volgens het hof geldt er geen omkering van de bewijslast. Ook heeft het hof de vergrijpboete vernietigd. Voorwaardelijke opzet van de ondernemer is niet bewezen.
Wanneer is sprake van het niet doen van de aangifte?
De staatssecretaris is in cassatie gegaan. De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur een vergrijpboete kan opleggen als het aan opzet van de belastingplichtige is te wijten dat de aangifte niet is gedaan. In dit kader is alleen sprake van het niet doen van een aangifte als aan de hierna drie vermelde voorwaarden is voldaan:
- de ondernemer is uitgenodigd tot het doen van aangifte; en
- hij heeft de aangifte niet binnen de gestelde termijn ingediend; en
- hij heeft ook niet de aangifte verzonden vóór de uiterste verzenddatum genoemd in de aanmaning.
Gevolgen onjuist aanmanen
Heeft de inspecteur de ondernemer niet op de voorgeschreven wijze aangemaand? Dan kan de inspecteur geen vergrijpboete opleggen. Ook wanneer de ondernemer wist dat hij aangifte moest doen en hij opzettelijk de aangifte niet doet binnen de gestelde termijn. Dit is in overeenstemming met de regeling voor verzuimboeten en rechtsoverweging 2.2 van het arrest van de Hoge Raad van 14 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:675).
Wet: art. 67d lid 1 AWR
Bron: Hoge Raad 30 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1341, 21/02001
Geef een reactie