In deze derde nota van wijziging zijn wijzigingen opgenomen voor werkenden zonder pensioenopbouw. Verder is het voorstel aangepast aan de latere inwerkingtreding. Daarvoor zijn ook een aantal fiscale bepalingen aangepast.
Daarnaast zijn enkele bepalingen die zien op nabestaandenpensioen aangepast en is een aantal technische en redactionele wijzigingen doorgevoerd.
Evenwichtige transitie
In deze derde nota van wijziging zijn nadere kaders gesteld aan een evenwichtige transitie. Dit betreft vier onderdelen: 1) voorwaarden aan de vermogenstoedeling bij invaren; 2) het aanwijzen van de standaardmethode als default invaarmethode; 3) de verplichting ook de verwachte pensioenuitkering in verschillende scenario’s inzichtelijk te maken en 4) een vangnetprocedure.
Zelfstandigen zonder pensioenopbouw
De vrijwillige voortzettingsmogelijkheid biedt zelfstandigen – die beperkt toegang hebben tot pensioenregelingen in de tweede pijler – de mogelijkheid om pensioen op te bouwen in de tweede pijler. Het is daarmee een laagdrempelige mogelijkheid voor zelfstandigen om pensioen op te bouwen. Om de vrijwillige voortzettingsmogelijkheid voor zelfstandigen te verbeteren, wordt voorgesteld de maximale duur te verlengen van tien naar vijftien jaar. Deze verlengde maximale duur is geldig voor de duur van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel, op basis van het wetsvoorstel toekomst pensioenen, voor de zelfstandigen die vóór de inwerkintreding van het wetsvoorstel gebruik maken van vrijwillige voortzetting.
Tevens wordt voorgesteld de periode waarin door de zelfstandigen verzocht kan worden om de pensioenregeling, vrijwillig voort te zetten, te verlengen van negen maanden naar maximaal drie jaar, daarbij rekening houdend met de doelgroep en uitvoeringstechnische haalbaarheid van een verlengde aanmeldperiode.
De beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel toekomst pensioenen wordt met deze nota van wijziging verschoven van 1 januari 2023 naar 1 juli 2023. De transitieperiode ten behoeve van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel wordt niet verlengd, hetgeen betekent dat alle pensioenuitvoerders uiterlijk op 1 januari 2027 de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel afgerond moeten hebben.
Fiscale kader
Met deze derde nota van wijziging wordt het fiscale kader aangepast vanwege het uitstel van de beoogde inwerkingtreding van de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregelen van 1 januari 2023 naar 1 juli 2023. Dit uitstel leidt niet tot wijzigingen van het fiscale kader in de tweede pijler. Voor de verruiming van het fiscale kader van de derde pijler is voorzien in terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023. De fiscale ruimte voor opbouw van een lijfrente (de jaarruimte) wordt bepaald per kalenderjaar. Het is uitvoeringstechnisch niet werkbaar voor belastingplichtigen, uitvoerders van producten in de derde pijler en de Belastingdienst om binnen één kalenderjaar een splitsing te maken in de fiscale ruimte voor de periode tot 1 juli 2023 en de periode daarna. Daarom wordt voorgesteld de verruimingen in de derde pijler in werking te laten treden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023. Voor het harmoniseren van het AOW-drempelbedrag (bedrag waarmee de pensioen- of premiegrondslag wordt verminderd in verband met de AOW) in de tweede en derde pijler wordt voorgesteld deze maatregel met ingang van 1 januari 2024 in werking te laten treden.
Het harmoniseren van het AOW-drempelbedrag van de derde pijler met die van de tweede pijler leidt tot een wat hogere drempel in de derde pijler. Het gedurende het jaar met terugwerkende kracht aanpassen van het AOW-drempelbedrag is echter uitvoeringstechnisch niet werkbaar. De grondslag waarover premie kan worden ingelegd zou dan met terugwerkende kracht worden verkleind. Dat zou kunnen leiden tot mogelijk achteraf blijkende (gedeeltelijk) niet aftrekbare premies. Om dat te voorkomen stelt de regering voor het harmoniseren van het AOW-drempelbedrag van de derde pijler met die van de tweede pijler in werking te laten treden met ingang van 1 januari 2024.
Geef een reactie