Volgens de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs steekt het wetsvoorstel Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage op hoofdlijnen goed in elkaar maar er zijn nog wel vragen. Onder andere over de interactie tussen de solidariteitsbijdrage en de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting en op de invulling van de referentiewinst, overwinst en bijdrageplicht zou een nadere toelichting wenselijk zijn.
Samenloop met de cijns in de Mijnbouwwet
Dat er nu in een relatief korte periode twee verschillende maatregelen zijn voorgesteld (namelijk de onderhavige maatregel en de verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet) die min of meer hetzelfde bereik hebben, drukt relatief zwaar op de administratieve lasten van de betreffende belastingplichtigen. De NOB suggereert de staatssecretaris te vragen hoe deze twee regelingen zich exact tot elkaar verhouden.
Referentiewinst en overwinst
De NOB merkt op dat doordat bij het bepalen van de referentiewinst geen rekening wordt gehouden met korte of lange boekjaren, met fusies of juridische splitsingen of reorganisaties, de samenstelling van de referentiewinst in voorkomende gevallen niet een zuivere maatstaf is voor het bepalen van de overwinst. De NOB merkt tevens op dat de referentiewinst en de bijdragegrondslag worden berekend over de gehele belastbare winst (bij binnenlandse belastingplichtigen), respectievelijk het gehele Nederlandse inkomen (bij buitenlandse belastingplichtigen) en niet wordt berekend over alleen de winst, respectievelijk het Nederlandse inkomen, behaald met de ‘fossiele activiteiten’. Daardoor wordt de solidariteitsbijdrage ook verschuldigd over winst behaald met ‘niet-fossiele activiteiten’. Hierdoor ontstaat het risico op een ongerechtvaardigde discriminatie. De NOB verzoekt de staatssecretaris uit te leggen waarom de grondslag niet is afgebakend tot winst uit ‘fossiele activiteiten’.
Bijdrageplicht
De NOB constateert dat bij een Nederlandse vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger de 75%- omzettoets moet worden aangelegd op het niveau van de in Nederland gedreven onderneming. De NOB vraagt zich af of wetssystematisch bezien niet logisch is om mutatis mutandis hetzelfde te regelen voor situaties waarin een Nederlands vpb-plichtig lichaam activiteiten ontplooit met een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger buiten Nederland. Om dan slechts de omzet van de in Nederland belaste fossiele activiteiten als uitgangspunt te nemen. Of andersom: door te regelen dat de 75%- omzettoets ook bij een Nederlandse vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger moet worden aangelegd op het niveau van het lichaam.
Update 25 november
De NOB heeft nog een tweetal aanvullende technische vragen over de tijdelijke solidariteitsbijdrage, in aanvulling op de eerdere NOB-reactie.
- Het is onduidelijk of in alle gevallen buitenlandse winst buiten de grondslag voor de solidariteitsbijdrage blijft. Als inhaalverliezen van vóór 2012 in 2022 worden ingehaald, op grond van artikel 33b Wet Vpb, kunnen buitenlandse winsten in de belastbare winst terecht komen en daarmee dus onder de solidariteitsheffing vallen.
- Daarnaast zou de solidariteitsbijdrage van toepassing kunnen worden op meerdere boekjaren, bijvoorbeeld indien een verkort boekjaar in 2022 loopt van 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2022 en vervolgens een tweede boekjaar in 2022 start op 1 juli 2022 en doorloopt tot 30 juni 2023. Het bijdragejaar voor de tijdelijke solidariteitsbijdrage is namelijk omschreven als “elk boekjaar dat aanvangt in het kalenderjaar 2022”.
Bron: NOB, 11 november 2022
Geef een reactie