Stelt een belastingplichtige dat hij een aanslag niet heeft ontvangen? Dan moet de inspecteur de verzending van de aanslag aannemelijk maken. Dit houdt in dat de inspecteur aannemelijk moet maken aan welk postvervoerbedrijf hij de aanslag heeft aangeboden.
De Belastingdienst heeft met dagtekening 11 september 2019 de definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2018 opgelegd en gericht aan een vrouw. De aanslag 2019 is gedagtekend 6 juni 2020 en ook gericht aan de vrouw. Het adres dat staat vermeld op de aanslagen is het adres waar de vrouw ook woont. Met dagtekening 28 september 2020 maakt de vrouw bezwaar tegen voornoemde aanslagen. De Belastingdienst verklaart de bezwaren niet-ontvankelijk, omdat deze te laat zijn ingediend.
Het geschil
Bij Hof Den Haag is in geschil of de inspecteur de bezwaarschriften terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De aanslag 2018
Bij het hof heeft de vrouw verklaard de aanslagen 2018 en 2019 pas op 17 september 2020 te hebben ontvangen. Het hof geeft aan dat de inspecteur dan aannemelijk moet maken dat hij de aanslagen aan een postvervoerbedrijf heeft aangeboden. Hij moet aannemelijk maken aan welk postvervoerbedrijf de aanslagen zijn aangeboden. In een door de inspecteur overgelegd rapport staat dat de partij documenten, waaronder de aanslag 2018, op 3 september 2019 is aangeboden aan PostNL en SANDD. Daarmee geeft het rapport geen uitsluitsel aan welk van beide postvervoerbedrijven de aanslag is aangeboden. Toch is volgens het hof aannemelijk dat de vrouw al eerder bekend is geworden met de aanslag. Zij heeft immers in 2019 al een betalingsregeling met de ontvanger getroffen voor de aanslag.
De aanslag 2019
Voor de aanslag 2019 geeft het rapport eveneens geen uitsluitsel aan welk postvervoerbedrijf de aanslag is aangeboden. De inspecteur heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de aanslag aan een postvervoerbedrijf is aangeboden voor verzending naar de vrouw. De aanslag is niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De inspecteur heeft het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het hof behandelt vervolgens de zaak inhoudelijk en verklaart het bezwaar van de vrouw ongegrond.
Wet: art. 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 Awb en art. 22j AWR
Geef een reactie