Het ligt niet voor de hand dat een bv is gebruikt om belasting te ontgaan als er vele jaren liggen tussen de oprichting van de bv en de emigratie van haar bestuurder.
De volgende twee zaken voor Gerechtshof Den Haag zien op de emigratie van een bestuurder van een bv die op Curaçao is gevestigd. Door deze emigratie op 31 december 2011 vindt een verplaatsing van de feitelijke leiding plaats. De bv participeert samen met holdings van familieleden van de bestuurder in een onderneming. Eind 2015 vindt de verkoop van deze onderneming plaats. De bv ontvangt in 2016 de verkoopopbrengst via een dividenduitkering. Zij doet niet aan dooruitkering van het dividend aan de bestuurder. Volgens de Belastingdienst is het dividend belast. Maar Rechtbank Den Haag is het met de bv eens dat het dividend onbelast is. Zie ook NTFR 2022/226 en ‘Onbelast dividend dankzij zetelverplaatsing zonder misbruik’. Het dividend zou alleen belast zijn als de bv als buitenlandse belastingplichtige een aanmerkelijk belang in een Nederlandse onderneming houdt om zo belasting te ontgaan. Dat is hier niet het geval, aldus de rechtbank.
Bv levert voldoende tegenbewijs
De fiscus gaat echter in hoger beroep. Volgens de inspecteur heeft de bv niet bewezen dat geen sprake is van een misbruiksituatie. Het hof gaat hierin niet mee. De structuur in deze casus is ontstaan in het kader van het familiebedrijf. Daarbij houden diverse familieleden ieder via een persoonlijke houdstervennootschap een (indirect) belang in de onderneming. Bij de oprichting van de bv is sprake geweest van een gebruikelijke binnenlandse houdsterstructuur. Op dat moment bestond geen voornemen tot verplaatsing van de feitelijke leiding van de bv. De bestuurder is naar Curaçao geëmigreerd omdat hij na zijn pensionering daar wil wonen. Verder is de bv de uiteindelijk gerechtigde van het dividend en geen doorstroomvennootschap. De bv is evenmin ergens tussengeschoven. Gezien het tijdsverloop tussen de oprichting van de bv en de emigratie liggen het motief van belasting ontgaan niet voor de hand. Het hof wijst het hoger beroep van de Belastingdienst af.
Wet: art. 17, derde lid Wet Vpb 1969
Regeling: art. 10, achtste lid Belastingregeling Nederland Curaçao
Bronnen: Gerechtshof Den Haag 19 oktober 2022 (gepubliceerd 21 november 2022), ECLI:NL:GHDHA:2022:2200, BK-21/01229 en Gerechtshof Den Haag 19 oktober 2022 (gepubliceerd 21 november 2022), ECLI:NL:GHDHA:2022:2201, BK-21/01230
PE-Pitstop Emigratie van de aanmerkelijk belanghouder
Tijdens de pitstop gaan de docenten hier dieper op in, waarbij zij ook aangeven welke verschillen er zijn indien wordt geëmigreerd naar een EU-land of een niet-EU-land en de impact van een belastingverdrag. Daarnaast gaan zij tijdens de cursus ook graag met u de dialoog aan óf Nederland in alle situaties bevoegd is om de conserverende aanlag op te leggen, dan wel – al dan niet deels – in te vorderen. In welke situaties leidt overlijden niet tot daadwerkelijke betaling (invordering) van de conserverende aanslag? De docenten beantwoorden deze vraag en bespreken tevens in welke situaties dubbele heffing van erfbelasting kan ontstaan bij overlijden na emigratie.
Geef een reactie